(Interview afgenomen 27 januari 2024. De geïnterviewde is akkoord gegaan met de tekst en met plaatsing op de website van het Kennniscentrum Euthanasie bij psychisch lijden en op mijn eigen website.)
‘De wetgeving is goed, maar de uitvoering niet.’
Zoraya is strijdend op weg naar haar euthanasie
‘Mensen willen het aan je kunnen zien dat je lijdt. Dat je huilt, een slobberige joggingbroek draagt, dat je er onverzorgd uitziet. Ik denk dan altijd: neem het nou toch gewoon van me aan.’ Zoraya Ter Beek (28) sprak 26 september vorig jaar tijdens een congres over euthanasie bij psychisch lijden, georganiseerd door de kersverse stichting KEA. Ze werd geïntroduceerd door één van de oprichters, psychiater Menno Oosterhoff. ‘Laat u niet door haar verschijning aan het twijfelen brengen’, waarschuwde hij. ‘Als Zoraya niet in aanmerking komt voor euthanasie bij psychisch lijden, zou niemand ervoor in aanmerking komen.’ Zijn waarschuwing was niet overbodig. Op het podium in Veenendaal stond een kordate vrouw, zorgvuldig opgemaakt, gekleed in een fraaie bloes met blote schouders en een felblauwe spijkerbroek. Ze vertelde met heldere stem haar verhaal, dat ze regelmatig onderbrak met een lachje. Ze besteedde niet veel aandacht aan haar lijden, maar zoveel temeer aan haar lijdensweg. Na tien jaar tevergeefs te zijn behandeld voor diverse diagnoses meldde ze zich eind december 2020 bij het Expertisecentrum Euthanasie. Het zou meer dan tweeëneenhalf jaar duren voor ze het eerste groene licht kreeg voor haar euthanasieverzoek. Dat was enkele weken voor het congres. Ze had toen nog twee groene lichten te gaan. Haar boodschap was duidelijk: de euthanasiewet zit goed in elkaar, maar er zijn veel te weinig mensen die betrokken willen zijn bij de uitvoering. Hoé weinig bleek wel uit het feit dat er maar een handvol psychiaters in de zaal zat.
Na het congres ben ik Zoraya gaan volgen op Twitter, waar ze sinds begin 2022 een account heeft. Ze probeert lange tijd haar rond zevenduizend volgers en de gemiddeld vele tienduizenden lezers van haar tweets ervan te overtuigen dat ze geen andere optie meer heeft dan haar leven te beëindigen. Steeds ongeduldiger en feller post ze reacties op pleidooien van mensen die haar willen bewegen om af te zien van euthanasie. Ze krijgt sinds het congres in Veenendaal aandacht in de media, verschijnt bij RTL op de buis, krijgt drie pagina’s in het tijdschrift Mijn Geheim. Eind vorig jaar heeft ze haar pagina op Twitter, inmiddels X, leeg getrokken. Ze wil nu nog alleen nog de voortgang van haar euthanasietraject beschrijven. ‘GEEN ‘medisch’ of ‘goddelijk’ advies’ waarschuwt ze in haar profiel de mensen met een ‘reddingssyndroom’, zoals Mandy, inmiddels overleden, het in mijn vorige interview voor KEA noemde. Zoraya heeft het gelezen en er veel van zichzelf in herkend. Niet in het minst doordat zij, net als Mandy, tevergeefs van alles heeft geprobeerd om het leven aan te kunnen. En net als Mandy heeft ze die pogingen uiteindelijk op moeten geven om vervolgens jarenlang in een procedure verzeild te raken om haar doodswens als onvermijdelijk erkend te krijgen. Ze wil er in de tijd die haar nog rest alles aan doen wat in haar vermogen ligt om de mensen te helpen die een eind willen maken aan de lange wachtlijsten als gevolg van het geringe aantal psychiaters dat bij de procedure betrokken wil zijn.
‘Je bent een echte strijdvrouw geworden’, zeg ik eind januari tegen haar in haar woning in Twente waar ik haar en haar partner Stein interview voor KEA.
‘Ja, een beetje een boegbeeld’, geeft ze toe met hetzelfde lachje dat ik in Veenendaal zo vaak hoorde. ‘Niet met opzet trouwens. Maar ik kan nu eenmaal goed mijn woordje doen.’ Ze wijst op haar gezicht, zegt dat ze zich ook altijd opmaakt als ze met andere mensen te maken krijgt. Zoals ook weer voor dit interview.
Ze vat het traject samen dat ze na haar aanmelding bij het Expertisecentrum heeft doorlopen. Nog geen maand na die melding kreeg ze begin 2021 een brief op de mat.
‘Dat was foute boel! Want uit ervaring wist ik dat het centrum normaal veel langer deed over het beoordelen van de dossiers. De brief was dan ook een voorlopige afwijzing. Er klopte iets niet in mijn dossier. Er was een psycholoog bij de GGZ die eraan twijfelde of ik werkelijk een stoornis heb in het autismespectrum. Die opmerking belandde in mijn dossier en daarom waren ze er bij het Centrum niet zeker van of mijn diagnose wel klopte. En ze moeten daarvan overtuigd zijn, want anders zouden er misschien nog behandelingsopties over zijn. Dus toen moest ik opnieuw bevestigen wat mijn diagnoses waren. Daar ben ik heel 2021 mee bezig geweest. Voor zo’n diagnostisch traject zijn er ook wachtlijsten.’
Vijf diagnoses
Ze lacht weer. ‘Ik heb wel vijf diagnoses. Trauma’s die ik in mijn jeugd heb opgelopen. Een angststoornis, pleinvrees door het pesten. Ik was op school altijd op zoek naar een kleine, veilige plek. Chronische depressie. En wat ze een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis noemen. In december kon ik alle dossiers weer opsturen. Kort daarna belde ik het Centrum om te horen of alles goed was aangekomen. En toen kreeg ik te horen dat ze meteen een intake konden inplannen. Ja, eerst kan het heel lang duren en dan krijg je een keer de juiste persoon aan de lijn en dan kan het opeens snel. De intake was in februari ’22 in Utrecht. Ik ging er met Stein heen. Het is een soort sollicitatiegesprek en een rechtszaak tegelijk waarin je nog eens moet uitleggen waarom je euthanasie wil. Maar euthanasie is geen kwestie van willen, maar van niet meer verder kunnen, geen andere weg meer zien. Ik vond de intake heel spannend. Die kan ertoe leiden dat ze je alsnog afwijzen. Bijvoorbeeld omdat je bepaalde medicijnen of een therapie niet hebt gehad. Of omdat je wilsonbekwaam bent. Ze kunnen ook zeggen dat ze je op de wachtlijst zetten voor euthanasie, maar dat je in die tussentijd toch nog een therapie moet volgen., dat noemen ze het tweesporenbeleid. Maar gelukkig gold voor mij de derde optie. Dan erkennen ze vanwege je dossier dat je euthanasie zou kunnen krijgen. Dus niet dat je die ook écht krijgt. Het is niet het eerste groene licht. Ze zijn heel voorzichtig, wegen hun woorden zorgvuldig af.’
Ze kreeg opnieuw te maken met een wachtlijst. Het zou anderhalf jaar duren, tot juli 2023, voor er eindelijk een team bij het Expertisecentrum beschikbaar was, een psychiater en een psychiatrisch verpleegkundige. Er volgden twee gesprekken met haar en Stein bij haar thuis. Het resultaat was positief: haar doodswens werd begrepen. Het eerste van drie groene lichten. Het tweede moest komen van een onafhankelijke psychiater die een second opinion geeft. Omdat ze Menno Oosterhoff al had leren kennen kwam die niet in aanmerking.
Een paar dagen na het interview, 30 januari, zou ze in Zwolle het gesprek voor de second opinion hebben, dus na het eerste groene licht weer een oponthoud van bijna een half jaar. Ook voor de second opinion zijn er te weinig psychiaters.
30 Januari stuurde Zoraya me een berichtje dat de second opinion een positief resultaat had: het tweede groene licht. Het derde moet nu komen van een SCENarts (Steun en Consultatie in Nederland). Die toetst of aan de zorgvuldigheidseisen in de Euthanasiewet is voldaan. Op X legt ze uit dat ze nog even wacht met het inschakelen van de SCENarts. Ze heeft een wensdatum in gedachten voor haar euthanasie en als het derde groene licht is gegeven, wat vrijwel altijd gebeurt, moet de euthanasie binnen zes weken worden gegeven. Als die termijn verstrijkt is een nieuw gesprek nodig.
Zelfdoding?
Ik vraag of ze wel eens heeft overwogen zichzelf om het leven te brengen toen het hele traject zo lang duurde.
Met grote beslistheid zegt ze: ‘Oh ja. Ik heb een back-up plan. Al vanaf het begin. Ik wist ook wel dat er zo’n achthonderd aanmeldingen per jaar zijn bij het Expertisecentrum en dat maar tien procent daarvan slaagt. En dat je te maken krijgt met die wachtlijsten. Maar voor mezelf en mijn naasten wilde ik die kleine kans pakken. De psychiater vroeg tijdens de intake: wat als we je niet kunnen helpen? Ik antwoordde eerlijk dat ik de laatste stap dan zelf zou zetten, dat stond immers ook al in mijn dossier. Maar ik zei er snel bij dat ik dat niet als drukmiddel bedoelde, als een soort chantage. Ik zag dat de psychiater een kleine glimlach niet kon onderdrukken. Hij zei dat ze niet anders horen en dat ze het bijzonderder zouden vinden ik zou zeggen dat ik dan vrolijk verder zou gaan met leven.’
Ze lacht weer, tussen haar rood gestifte lippen blinkt een prachtig gebit. Ik herinner me Oosterhoffs waarschuwing: laat je niet in de war brengen door Zoraya ’s presentatie en ik vraag of ze wil proberen me te laten voelen hoe zwaar haar lijden is. Als antwoord haalt ze haar dossier tevoorschijn: ‘Ik moest op een gegeven moment opschrijven waarom het leven voor mij ondraaglijk is. Het is best moeilijk om dat voor mensen invoelbaar te maken. Zodat ze het begrijpen.’
Ik lees het document dat ze me voorlegt.
Op mijn achttiende zocht ik hulp bij de GGZ. De tijd verstreek, diagnose na diagnose. Veel medicatie wat vaak meer kwaad deed dan goed. Verschillende therapieën, de een nuttiger dan de andere. En als laatste strohalm de ECT (Electroshocks, OB). Herinneringen kwijt, geheugenschade en concentratieproblemen waren het gevolg. De hoop op beterschap, de hoop die mij op de been hield vervloog.
De gedane schade in het verleden bleek helaas onherstelbaar. Mijn genen/aanleg, persoonlijkheid, pech en levenservaringen blijken een giftige cocktail.
Ik ben angstig, gespannen, wantrouwig, suïcidaal, beschadigd…
Ik hang met tape, nietjes en touw aan elkaar. Altijd die dreiging dat de boel loslaat, instort. Nooit de persoon kunnen zijn die ik mijzelf zo gun, die ik wens te zijn!
Alles kost mij bergen energie. De gedachte dat dit het best haalbare is voor mij, dat dit mijn leven is, mijn toekomstbeeld, is ondraaglijk. (…) De gedachte dat ik nog 10? 30? 60? jaar verder zou moeten slaat mij lam.
Er is niks meer wat ik kan doen om die kwaliteit op te krikken. Niet op medisch, noch persoonlijk vlak. Want ik heb een leuk huisje, een partner die goud waard is, schattige katten, er leven mensen om mij heen en toch vraag ik om euthanasie.
Ik voel dat het eens misgaat, ik ben leeg, moegestreden, verslagen. Elke dag is een gevecht tegen de somberheid, de angsten, de negativiteit. Elke dag voelt dat gevecht, groter, zwaarder, onmogelijker.
Er komt een dag dat ik niet langer de energie en de wilskracht voor dat gevecht heb. Die dag wil ik vóór zijn, voor mijzelf, mijn partner en mijn naasten. (…)
Het is geen kwestie van dood willen! Het is een kwestie van niet meer ziek willen zijn, niet meer kunnen vechten. Het frustreert mij dat ik er (euthanasie, OB) zo voor moet vechten, om moet smeken. Puur omdat ik onzichtbaar ziek ben. Maar ik bén ziek, terminaal zelfs.
Een onzeker, angstig kind
Ik laat haar tekst even op me inwerken en vraag dan naar de jaren vóór ze hulp ging vragen, de jaren van haar jeugd. Ze beschrijft zichzelf als een angstig, onzeker kind, dat zowel op de basisschool als in het voortgezet onderwijs werd gepest. Haar ouders en drie zussen begrepen haar gedrag niet en konden er niet goed mee omgaan. Dat leidde ertoe dat er verwijdering ontstond. Op haar zestiende maakte de vertrouwenspersoon op haar vmboschool zich zorgen.
‘Die had me door, ze zag dat ik altijd lange mouwen droeg om te verbergen dat ik mezelf sneed. Jammer genoeg heb ik haar in vertrouwen genomen, op die leeftijd moet zo iemand dan je ouders inlichten. Vanaf die tijd dacht ik dat ik maar beter met niemand meer kon praten, daar zou ik alleen maar mee in de problemen komen. Het kostte me moeite om hulpverleners te vertrouwen, ik was bang dat het zou leiden tot grotere afstand tussen mij en de mensen in mijn omgeving. Dat is zo gebleven tot ik twee jaar later Stein ontmoette. Hij werkte toen in een Mexicaans restaurant waar ik wel eens eten haalde. Ik dacht, met die jongen wil ik wat. We raakten aan de praat, wisselden 06-nummers uit en van het één kwam het ander. Ik was toen nog 17 en hij 28. Mijn ouders hadden moeite met het leeftijdsverschil. Dat maakte de band met mijn ouders nog moeizamer. Jammer, want nu hij 40 is en ik 28 ben is zo’n leeftijdsverschil heel normaal. Ik dacht, fijn nu heb ik mijn eigen plekje, nu heb ik rust, iemand die van me houdt, alles wat ik nodig heb, het gaat nu goed komen. Maar na een paar maanden voelde ik me toch nog altijd niet beter. Dus toen ben ik naar de GGZ gegaan. Doordat Stein me aanmoedigde om hulp te zoeken. Jij bent de schuldige’, lacht ze.
Ze vertelt dat in de therapie bleek dat het voor haar herstel beter zou zijn om een pauze in te lassen in het contact met haar ouders. En leidde ook tot een pauze met haar zussen.
‘Die onderbreking van het contact is nu helaas een breuk geworden. Daar denk ik nu nog wel eens over na, met het oog op wat er komen gaat, mijn overlijden. Mijn vader is helaas vorig jaar gestorven, maar mijn moeder en zussen leven nog! Ik zou hun nooit de kans willen ontnemen om afscheid van mij te nemen, maar dat laat ik aan hun, dat is hun keuze. Ik zou het alleen erg vinden als ze over tien jaar met spijt zouden terugkijken op dit hele gebeuren.’
Ik veronderstel dat Stein snel in de gaten had dat zijn lief depressief was.
‘Nou…, ik zag eerst vooral haar boosheid. Ze kon op onverwachte momenten opeens ontploffen. Terwijl ze een goed mens is. Ze wil altijd het beste voor anderen. Maar sommige dingen zag ik pas later. Dat ze zich sneed bijvoorbeeld.’
Zoraya knikt. ‘Ik heb het ook heel lang weten te verstoppen. Dan zorgde ik dat mijn horlogebandje precies op de goede plaats zat. Ik huil ook maar heel zelden. Zelfs mijn psychater heeft me maar een keer of drie huilend gezien. Ook Stein bijna nooit.’
Stein zegt dat er wel momenten waren dat ze overstroomde van wanhoop. Maar het duurde heel lang voor hij doorkreeg dat ze suïcidale neigingen had.
Zoraya: ‘Ik probeerde hem te beschermen door niet te laten zien hoe erg het echt was. Het heeft bij mij trouwens ook lang geduurd voor dat tot me doordrong. Voor mij was het snijden eigenlijk normaal geworden. Ik heb echt moeten leren dat dat niét normaal is.’
‘Toen je het eenmaal wist, Stein, schrok je toen erg?’
‘In het begin wel, maar langzamerhand ben ik eraan gewend geraakt. Vooral omdat ik weet wat erachter zit.’
‘Ben je wel eens boos op haar geworden?’
Hij aarzelt, zoekt naar woorden. Dan: ‘Niet boos op haar. Wel op haar zieke. Ik had er ook ervaring mee. Mijn moeder is overspannen geraakt, kreeg psychoses, tot aan haar dood, ruim tien jaar geleden.’
Zoraya: ‘Ik houd de mensen om me heen er zoveel mogelijk buiten. Stein kreeg wel eens reacties, arme man, hij zou weg moeten rennen. Maar we zijn al tien jaar samen, dan kan het natuurlijk niet alleen maar ellende zijn. Jij ziet dat ik best wel gewoon een leuk mens ben.’
Ze pakt zijn hand. ‘Hij kreeg die reacties omdat hij één keer te zien was in een Duitse documentaire, die overigens gelukkig niet meer op You Tube staat. Zelf gaf hij daar niks om, hij dacht, wat weten die mensen er nou van? Maar mij raken die reacties tien keer zo hard als wanneer ze tegen mij zijn gericht. Ze vinden me egoïstisch. Dat raakt me overigens wel. Net zoals wanneer gelovige mensen zeggen dat ik naar de hel ga.’
Na alle medicijnen en therapieën waren de elektroshocks, officieel ECT, Electro Convulsie Therapie, de laatste optie voor Zoraya.
‘Ze had al heel kort nadat ze zich tot de GGZ wendde voor zichzelf een limiet gesteld’, zegt Stein. ‘Ze gaf de behandelaars tien jaar en als het dan allemaal nog niet zou hebben gewerkt zou het toch wel gaan in de richting van ik kan niet meer leven.’
Ze kreeg in de eerste helft van 2020 twee keer per week een ECT, 33 behandelingen in totaal.
Zoraya: ‘Zo rond de tiende behandeling moet je al een verschil kunnen merken. Dat was bij mij niet zo. Dan gaat het voltage omhoog. Ik voelde nog steeds geen verbetering, maar ik wilde echt zo lang mogelijk doorgaan. Tot de artsen zeiden dat de kans op blijvende beschadiging van mijn hersenen te groot werd. Die is er trouwens toch al. Ik kan sindsdien bijvoorbeeld niet meer werken. Na school zat ik altijd bij dezelfde decoratiewinkel. Mijn geheugen is er nu te slecht voor.’
Ik vraag Stein of hij veel hoop had dat de ECT zou helpen.
‘Eigenlijk niet. In het begin van alle behandelingen met medicijnen en therapie wel. Maar het ging steeds stukje bij beetje slechter.’
Zoraya zegt dat het tweede halfjaar van 2020 een rouwperiode was. ‘Eigenlijk wist iedereen wel wat het betekende dat de ECT niet aansloeg. Ik ben altijd heel duidelijk geweest.’
Stein schudt zijn hoofd. ‘Voor mij was de euthanasie toen nog zo ver weg dat het niet echt bij me binnenkwam.’
Aftellen?
Ik vraag of ze nu aan het aftellen zijn, na het eerste groene licht en het aanstaande gesprek voor de second opinion. Staat hun leven nu in het teken van Zoraya’s komende overlijden?
Ze lacht weer. ‘We zitten heus niet alleen maar op de bank te wachten. Maar er is wel een extra besef bij gekomen. We zijn ons meer bewust van de aflopende tijd. En ik heb nog maar weinig energie. Vaak zit ik de hele dag binnen in mijn huispak, geen makeuppie op, onder een dekentje op de bank, de kat erbij, dan kijk ik veel series. Lezen gaat niet meer sinds de ECT. We gaan twee keer in de week samen boodschappen doen. Ik moet me daartoe dwingen, anders kan ik zomaar de hele dag binnen blijven. Zodra ik buiten ben gaat bij mij eigenlijk de paniekreactie aan, dan gaat mijn hartslag omhoog, ik let op elk geluidje. Ik noem Stein altijd mijn blindengeleidehond. Alleen in de trein gaat echt niet. Maar hoe meer je toegeeft aan je angst, hoe kleiner je wereld wordt. Ik ben nog nooit op vakantie geweest. Een weekendje aan zee gaf me al te veel stress. Daarom gaat Stein alleen, de afgelopen twee jaar stedentrips. Dan heb ik ook vakantie.’ Lachend naar Stein: ‘Vakantie van jou.’
Stein: ‘Ik heb gelukkig mijn werk als softwareontwikkelaar. Drie dagen thuis, twee dagen op het werk. Het is fijn om thuis te werken, maar ik ga niet de hele dag bij haar op de bank zitten. Er zijn soms wel lastige momenten de laatste tijd, soms voel ik afstand, omdat ik zelf verdrietig men, dan heb ik toch wat minder aandacht zeg maar, ook al wil ik dat niet…’
Staan jullie wel eens stil bij Steins leven na Zoraya’s dood?’
Na een wat ongemakkelijke stilte zegt Stein: ‘Ik probeer het wel, maar ik vind het lastig om in te voelen hoe het zal zijn. Ja, het zal wel heel erg wennen zijn. Opeens alleen. Dat lijkt me erg vreemd.’
Zoraya slaat een arm om hem heen en legt haar hoofd even op zijn schouder.
‘Ja, dan zit er niemand op de bank als je thuiskomt en vraagt hoe het was op het werk. Geen appjes.’
Ik vraag: ‘Heb je mensen om je heen, Stein?’
‘Mijn vader, mijn broer. Die staan naast me. En mijn beste vriend. Maar die heeft net zijn eerste kind gekregen, dus die zal niet elke dag langs kunnen komen. En vanuit het werk heb ik een psycholoog aangeboden gekregen.’
‘Ga je daar op in?’
‘Als ik het nodig heb wel. Als ik erover praat merk ik de laatste tijd toch wel dat het moeilijk is om er mee om te gaan. Maar echt negatieve effecten merk ik toch niet bij mezelf.’
Ik vraag Zoraya of ze gerust is over zijn toekomst.
Haar antwoord komt snel: ‘Jawel. Ik had die natuurlijk het liefst zelf nog meegemaakt. Maar hij trekt het wel. Hij is een lekker ding, heeft een goede baan. Er zal heus wel iemand komen die mijn plek kan proberen in te vullen. Op zijn werk zijn ze ook heel flexibel. Als hij vrije tijd nodig heeft kan hij die krijgen. En als hij die laatste week graag thuis wil zijn is het helemaal geen probleem.’
Zoraya vertelt dat ze al bezig is om haar spullen weg te doen: ‘Als ik dat niet doe, moet Stein dat straks allemaal opruimen. Hij heeft wel gevraagd of ik niet alle kleding aan het goede doel geef, waardoor hij straks met een lege kast zit. Hij zou ook niet willen dat ik op de ochtend zelf nog snel alle spullen in de badkamer, mijn make-up bijvoorbeeld, nog even gauw in een vuilniszak gooi. Je wil niet in een Zorayavrij huis zitten, hè Stein? Maar eigenlijk ben ik er op uit om te zorgen dat hij straks niets meer hoeft te doen, behalve de kaartjes in de brievenbus gooien. Die wil ik trouwens nog wel zelf maken en schrijven. Er zijn wel mensen die iets van me willen hebben als aandenken, zoals mijn reanimeer-me-niet-penning, die is voor een vriend.’ Ze wijst naar haar borst, de penning hangt demonstratief boven haar kleding, als een soort trofee. Met een schalkse lach zegt ze dat Stein haar knuffel wil, een olifant.
Het duurt wel lang
Ze laten doorschemeren dat het wachten lang begint te duren nu het vrijwel zeker is dat Zoraya euthanasie krijgt. Stein zegt dat het hem wel rust zal brengen als het zover is.
‘Maar aan de andere kant, elke dag is er weer een. We hebben tijd om afscheid te nemen. En tegelijk zie ik dat de kwaliteit van haar leven elke dag achteruitgaat. Dat is toch iets wat ik niet wil. Zoraya’s tante, het enige familielid die haar steunt, heeft gezegd dat ze opgelucht zal zijn als het hele gebeuren achter de rug is, zodat ze dan kan gaan rouwen.’
Ik vraag: ‘Kun je het aan om zoiets te horen, Zoraya?’
Voor het eerst slaakt ze een zucht. ‘Ik vind het wel moeilijk. Mijn tante is heel direct, maar ik weet dat ze het niet kwaad bedoelt. En nu het eind nadert merk ik wel dat het voor mijn naasten echt een last is.’
Ik vraag haar of ze al weet wie ze bij zich wil hebben als het zover is.
‘In principe Stein. Maar ik laat de keus aan hem. Misschien is het te zwaar. Ik zou het niet erg vinden als ik alleen moet zijn. De arts is er natuurlijk bij, dat is de psychiater uit het eerste team. Dat is een heel aardige vrouw.’
‘Weet jij het al, Stein?’
Hij aarzelt even. Dan: ‘Ik wil erbij zijn. Of ik het kan is een tweede. Maar als ik het op kan brengen: ja. Ik denk het wel. Ja.’