Isabelle worstelt met drie rugzakjes die ze mee moet torsen

Plotwisselingen op het kruispunt tussen leven en dood

Begin februari 2024 zou Isabelle (31) naar een hospice gaan om te stoppen met eten en drinken. Eind februari ziet ze hier van af en meldt ze zich aan bij het Expertisecentrum Euthanasie. In juni kiest Isabelle voor het leven. In september meldt ze zich opnieuw aan bij het EE.

9 februari ’24

Ze had me al een tijd zitten vertellen over haar leven dat zolang ze zich kan herinneren in het teken heeft gestaan van haar doodswens. Een wens die hooguit enkele weken nadat ik haar interviewde in vervulling zou gaan omdat ze kort na ons gesprek in een hospice in Leiden zou stoppen met eten en drinken.
Ze had verteld over haar jeugd in een gezin met een vader en moeder die kampen met grote psychische problemen, over haar geliefde jongere zusje die zichzelf uithongerde, over hartstochtelijke verliefdheden op drie vrouwen met wie het nooit verder kwam dan praten en knuffelen, over haar man, de liefde van haar leven, die zeven maanden na haar zusje plotseling overleed, over de drie stoornissen die ze meetorst in haar rugzakje, over de ins en outs van haar komende overlijden in een hospice. Al die tijd zat ze tegenover me aan de eettafel in haar huis in Berg en Dal een waterval van woorden over me uit te storten. Ik luisterde, vroeg een enkele keer iets, begon steeds beter te begrijpen waarom ze uit het leven wilde stappen, maar kreeg na verloop van tijd toch het onprettige gevoel dat ze eigenlijk bezig was met nóg een vlog of een podcast te maken, zoals ze er de laatste maanden al vele had geschreven of gemaakt voor diverse sociale media. Terwijl ik was gekomen voor een gesprek, een ontmoeting.
Dat gesprek kwam uiteindelijk op gang toen ik vroeg hoe ze aankeek tegen de dagen dat ze niet meer zou eten en drinken, verlangend naar de dood waartegen een gezond lijf zich tot het uiterste zou gaan verzetten. Ik stelde de vraag na een lange denkpauze die volgde toen ze me haast zakelijk had uitgelegd wat haar te wachten stond als ze eenmaal in het hospice zou liggen.
‘Isabelle, vind je het eng?’
‘Ja’, zei ze zonder aarzeling. ‘Ja. Ik vind het hele proces eng.’
Het gesprek kon beginnen.

Dineke Linzel, bestuurslid van KEA, had me gewaarschuwd toen ze me voorstelde de dertigjarige Isabelle te interviewen. ‘Ze is uiterlijk een vrolijke meid, de podcast die ze maakt, (te beluisteren via deze link op de website van KEA, OB) is ook wel heel licht. Dat maakt het moeilijk invoelbaar hoe zwaar haar lijden is.’ KEA, benadrukte ze, wil vooral niet de indruk wekken dat versterven eigenlijk nog niet zo’n slecht alternatief is voor euthanasie. Uiterlijk een vrolijke meid. Dat blijkt meteen nadat ze me op een grauwe winterdag heeft binnengelaten in haar woning. Met beter weer moet de omgeving hier mooi zijn, in het bosrijke Berg en Dal. ‘Let maar niet op de rotzooi’, zegt ze met heldere stem als ze mijn jas ophangt. ‘Het huis staat op zijn kop, ik heb een deel van mijn dwangstoornis, de neiging om alles precies op zijn plek te zetten, op moeten geven.’ Ze zal er nog maar een paar dagen wonen voor ze naar het hospice gaat en heeft al heel wat spullen weggegeven of weggegooid. Het huis moet zijn leeggehaald voor ze naar het hospice gaat, haar vrienden mogen daar niet mee belast worden, ze is ze al genoeg tot last geweest.
In de woonkeuken staat een glanzende, in mijn ogen kolossale motor. Pas als we echt aan het praten zijn vertelt ze erover. Ze heeft twéé motoren zegt ze tot mijn verbazing. ‘Deze hier is mijn tweede. De eerste is letterlijk mijn droommotor, met alles erop en eraan wat maar te bedenken valt. Daar heb ik een ongelukje mee gehad om zo maar te zeggen.’
Ze kijkt er verontschuldigend bij, maar legt niet uit wát voor ongelukje. Ik krijg er wel een vermoeden van als ze over het exemplaar in de woonkamer vertelt. Het moet wel iets te maken hebben met de twee andere rugzakjes die ze naast haar dwangstoornis draagt: borderline en bipolariteit. Want alsof het vanzelf spreekt zegt ze opgewekt: ‘Dit is gewoon mijn gooi- en smijtfiets geworden, een lekker lichtvoetig dingetje, waarmee ik na dat ongeluk vertrouwen kan terugwinnen. Ik kan er mee hooligannen als ik dat wil.’ De motoren gaan naar twee vrienden, ze weet dat ze door hen gekoesterd zullen worden. Belangrijk, want ze heeft ze gekregen van haar overleden man Michel.
Ze gebruikt zijn naam maar één keer. Daarna gaat het over Draakje, de koosnaam waarmee ze
hem altijd aansprak of over hem sprak.

KOPP-kinderen
Ze beschrijft een jeugd in een labiel gezin dat uit elkaar viel toen ze een jaar of acht was en ze de volle laag van een vechtscheiding over zich heen kreeg. Ik hoor voor het eerst de term KOPP- kinderen, kinderen van ouders met psychische problemen. Isabelles beschrijving van haar jeugd sluit naadloos aan bij de definitie die het Trimbos-instituut geeft: het gedrag van de ouders is onvoorspelbaar en brengt de kinderen in onveilige situaties, ze geven te weinig of geen emotionele ondersteuning, de kinderen moeten thuis taken overnemen die niet bij hun leeftijd passen, ze ontwikkelen schuldgevoelens. ‘Mijn jongere zusje Stephanie en ik hebben geen solide basis gekregen om ons in deze wereld staande te houden’, vat Isabelle het samen. Ze veronderstelt dat ze haar drie stoornissen deels te danken heeft aan erfelijke factoren, maar dat het niet vanzelfsprekend is dat die aanleg ook tot ontwikkeling komt. ‘Door de manier waarop mijn ouders tijdens mijn jeugd hebben geacteerd is het eruit gekomen. Het had niet gehoeven.’
Op de sociale media vertelt ze in ongezouten termen over de relatie met haar moeder en dat doet ze ook terwijl ik tegenover haar aan de koffie zit. Ze beschrijft tegenstrijdige gevoelens voor een narcistische vrouw die het ene moment met borden en deuren kan smijten, roepen dat Isabelle haar kind niet meer is, een buschauffeur de volle laag geven, nooit sorry zegt en het andere moment bezweert dat ze van haar dochter houdt. ‘En ik geloof ook dat er een stuk in haar is dat oprecht van me houdt. Ik ben er zelf ook dubbel in. Ik heb ervoor gekozen haar in mijn leven te houden. Ze is met me meegegaan naar het hospice en zal er ook zijn als ik daar lig te versterven. Ondanks alles. Mijn moeder staat achter mijn keuze, en toch gebeuren er nog steeds dingen die me pijn doen. Maar ik geloof dat ieder persoon iets goeds in zich heeft en dat onze liefde zal zegevieren. Ik ben haar vlees en bloed, ben uit haar baarmoeder gekomen. Tegelijkertijd weet ik dat ze me onherstelbaar beschadigd heeft. En mijn zusje ook. Mam zal het nooit toegeven, maar de anorexia van Stephanie is voor negentig procent door haar veroorzaakt. Ze speelde ons ook tegen elkaar uit. Dan was Stephanie de favoriet, dan ik weer. Altijd aan het manipuleren.’

Wat ze niet bij haar ouders vond, liefde en aandacht, heeft ze hartstochtelijk gezocht bij anderen. In 2014 ging ze tijdens een ‘up’, de fase van hyperactiviteit bij bipolariteit, naar Gran Canaria. Daar werd ze verliefd op een lerares Spaans waarvan ze drie uur per dag privéles kreeg. De aantrekkingskracht was wederzijds. Het bleef niet bij Spaans leren, er werd veel gepraat, tapas gegeten en gewandeld op het strand. De vriendschap hield stand. Afgelopen herfst ging ze terug naar Gran Canaria om afscheid te nemen: ‘We hebben verstrengeld met elkaar rondgelopen.’ Nu hebben ze nog contact via whatsapp. Isabelle noemt haar een soulmate.
Als terloops vertelt ze dat ze tijdens die vakantie in 2014 is verkracht door de bewaker van het hotel waar ze zat. Ze gaf niets vermoedend toe aan zijn avances, omdat ze het op haar twintigste wel eens tijd vond worden.
Een tweede vrouw in haar leven noemt ze de vrouw in het bos. Ze kwam haar in 2018 tegen bij het uitlaten van haar twee honden. Destijds fantaseerde ze over de hoofdrolspeelster in een film over een lesbische liefde en deze vrouw leek op die ster. Ze sprak haar aan. Het klikte. Ze besteedden veel tijd aan elkaar en ook met deze vrouw ontstond een hechte vriendschap. Evenmin als met de lerares Spaans werd het een liefde: ‘Maar ik was zo verliefd dat ik met Stephanie een video voor haar heb gemaakt, waarin ik beweerde dat ze de vrouw van mijn leven was. Achteraf gezien zocht ik gewoon iemand die met me kon zijn. Ik had alleen nog Stephanie. Dat was de enige die me begreep, verder was ik heel eenzaam in mijn strijd met de demonen in mijn hoofd. Ik was met mijn borderline in die tijd echt heel onmogelijk, ik heb dingen gedaan waar ik niet trots op ben.
Ik had geen hulp, geen medicijnen, geen therapie. Ik heb samen met Stephanie zelfs een paar keer een slappe poging gedaan om eruit te stappen, vooral met het doel even niks meer mee te hoeven van de shitzooi in mijn hoofd en mijn leven.’

Een hondenliefhebber op haar pad
In diezelfde periode was ze Michel geregeld in de bossen van Berg en Dal tegengekomen, ook met een hond. Zoals dat gaat met hondenbezitters maakten ze nu een dan een praatje over de dieren. Toen Michels huwelijk in 2019 strandde stelde hij Isabelle voor om samen wat te gaan drinken. Ze ging er op in: ‘Dat leek me een goed idee. Die eerste avond aten we bij mij spacecake.
Ik ga na een wijntje al om, dus toen hij wegging en me een heel stevige knuffel gaf liet ik het toe. Maar ik voelde me er heel oncomfortabel bij. Toen hij weg was had ik een vreselijke nacht met hallucinaties dat hij er nog was. Achteraf had ik hem meteen kunnen vertrouwen. Hij bedoelde het goed. We hebben daarna zes weken lang veel samen gedronken en jointjes gesmoked, alle verdriet en leed gedeeld.’ Michel was 22 jaar ouder dan Isabelle. Niet alleen zijn naasten hadden bezwaar tegen de relatie die ze begonnen, zelf twijfelden ze ook. ‘We hebben in het begin zelfs een deadline afgesproken, hadden het gevoel dat het op den duur niet samen kon gaan. Hij heel zelfstandig, met een eigen bedrijf, ik met m’n drie stoornissen, ik kan niet werken, ik ben geen doorsneepartner, zal ik ook nooit kunnen zijn. Uiteindelijk besloten we door te gaan en te zien waar het heen zou gaan. Nou, we hebben heel veel obstakels moeten overwinnen. Ik kan met mijn borderline iemand overladen met mijn liefde, maar ik heb hem ook ingesnoerd. Als hij een afspraak had met maatjes was dat verschrikkelijk voor mij. Dan was ik boos als hij thuiskwam. Echt hels, echt een heks. Hij was mijn aanvulling, maar een borderliner voelt zich nooit aangevuld, altijd angst voor verlating. We hebben fysiek gevochten, huiselijk geweld van twee kanten. Het heeft jaren geduurd voor we eindelijk onze gezamenlijke handleiding hadden gevonden en we wisten hoe we met moeilijke
momenten om moesten gaan. Hij zei dat hij dit nog nooit zo had meegemaakt, eindelijk kon hij zichzelf zijn, hij wilde nog zoveel met me beleven. Dat was helemaal wederzijds. We waren zo gelukkig met elkaar, de vonken spatten ervan af.’ Ik vraag of Michel wist van haar doodswens. ‘Vanaf het begin. Kon ook moeilijk anders. Ik heb mijn hele leven al dood gewild, het is altijd een stille wens geweest. Of beter een luide wens, want de meeste mensen die me kennen weten het wel. Op de basisschool en het voortgezet onderwijs werd ik al gepest. Als ik het had over spoken in mijn hoofd was ik de rare snuiter. Draakje bezwoer me dat ik het niet moest doen, dat ik hem niet alleen mocht laten en dat heb ik ook beloofd.’ Ik herinner haar aan wat ze zei over de ‘slappe pogingen’ om met Stephanie uit het leven te stappen. ‘Geloofde je ook dat je dat kon waarmaken?’

De dood van haar zusje
‘De eerste tweeëneenhalf jaar wel. Maar in september ’22 stierf Beanie en toen werd alles anders.’ ‘Beanie?’ ‘Zo noemde ik mijn zusje. Beanie betekent mutsje. Door haar anorexia woog ze minder dan dertig kilo toen ze besloot te stoppen met eten en drinken. Ze had helse pijnen, kreeg geen pijnstilling. Euthanasie was niet aan de orde, want dat zou veel te lang duren. Toen ze eenmaal stopte was ze binnen een etmaal vertrokken.’ Ze heeft ze laatste dagen van haar zus aan haar zijde gestaan. Stephanie was nog getuige bij haar huwelijk met Michel dat ze speciaal voor haar nog arrangeerden. Ze had gezien hoe zwaar versterven is. Als ze dat verteld heeft stel ik mijn vraag hoe ze nu tegen haar eigen bewuste stoppen met eten en drinken aan kijkt en geeft ze toe het eng te vinden.

‘Na de dood van Stephanie werd alles anders, zei je. Besefte je dat je ook dood wilde?’ ‘Niet meteen. Ik zat gewoon op slot, kon niet rouwen. Ik dacht wel dat ze het nu goed had. Dat gunde ik haar met heel mijn hart en ziel. Maar ik wilde ook die rust. En aan de andere kant, ik had met Draakje de liefde van mijn leven… Het duurde een tijd, zeven maanden om precies te zijn toen er iets bij me klikte, alsof er een schakelaar in mijn hoofd werd omgedraaid. Ik maakte in april ’23 met Draakje een mooie reis door Spanje en Portugal en opeens wist ik dat mijn leven echt ten einde liep. Het is moeilijk te beschrijven, ik vergelijk het met iemand die wegens een ziekte op zijn sterfbed ligt en zegt, het is goed zo, ik kan het leven loslaten. Dat gevoel had ik ook. Maar ik kon het met niemand delen, nu mijn zusje er niet meer was. En ik durfde de confrontatie met mezelf niet aan. Ik dacht, misschien gaat dit gevoel wel weer weg, moet ik het alleen een tijdje uitzitten. Maar dat gebeurde dus niet. Het gevoel bleef. Alleen ben ik pas gaan begrijpen waar dat vandaan kwam toen Draakje een maand na die reis plotseling overleed aan een hartaanval. Dat betekende voor mij een soort vrijbrief, alsof ik het leven nu niet langer meer vol hoefde te houden.’

Ik vraag of ze kan uitleggen hoe ze opeens haar plotseling acuut geworden doodswens kon begrijpen toen haar tweede steun en toeverlaat Michel zo kort na de eerste wegviel. Ze kan mijn vraag zonder aarzelen beantwoorden. ‘Ik dacht, ik heb de rol gespeeld die me toebedeeld is en nu rest me nog één taak. Ik moet het hele verhaal over euthanasie voor psychische stoornissen de wereld inbrengen, zodat er verbetering komt en het taboe wordt verbroken. Na de dood van Draakje zei iemand dat ik het verhaal van mijn lijden moest vertellen. Hij hield me voor dat er meer mensen zijn zoals ik die het leven niet meer aankunnen en die op een menswaardige manier afscheid willen nemen van hun dierbaren en dat niet kunnen omdat de wachtlijsten zo lang zijn. Ik dacht meteen: prima, ik wil best die stem zijn.’ Ik vraag of ik haar goed heb begrepen. ‘Je hebt nog één missie, bijdragen aan verbetering van de situatie rondom euthanasie bij psychisch lijden en om die te kunnen vervullen moet je nu zelf gaan?’ Ze knikt. ‘Precies. Dat is de exacte formulering. Met een aanvulling erbij. Ik gaf me binnen een maand na Draakjes dood op bij het Expertisecentrum Euthanasie om de hele procedure te doorlopen maar tegen het eind van 2023 realiseerde ik me dat ik nog tweeëneenhalf jaar wachten op de dood niet zou trekken. Dus ik besloot het heft in eigen handen te nemen, ik ga het doen zoals mijn zusje het deed. En omdat ik alleen was achtergebleven kon ik mijn eigen tijdpad kiezen. Ik moest alleen een hospice regelen om niet ellenlang te hoeven wachten op een spuitje of pilletje van het Expertisecentrum. Ik heb eerst een langere periode in mijn hoofd gehad, dat is gaandeweg een half jaar geworden en vrij rap tot hooguit een kwartaal. En dat is nog verder vervroegd tot na mijn verjaardag op 14 februari. Die wil ik nog meemaken, ik word 31, dat is het omgekeerde van dertien en dat was het geluksgetal van mij en Draakje, dat met zijn dood omkeerde tot een ongeluksgetal. Bovendien is het vanaf 10 februari het jaar van de Draak, dat is
ook mooi.’

Drie samenwerkende demonen
Net als een maand geleden, toen ik Zoraya interviewde, valt het me bij Isabelle moeilijk om haar verlangen om aan het leven te ontsnappen echt in te kunnen voelen, te begrijpen. Haar spraakwaterval geeft dan wel een indruk van de volte in haar hoofd, maar ze oogt levendig, ziet er verzorgd uit, luistert aandachtig naar me als ik een vraag stel, neemt de tijd om koffie te zetten, vertelt over haar vele vriendschappen, maakt nu en dan een grapje. Het lijkt een gesprek zoals andere gesprekken met iemand die zich voor je openstelt.
Als ik mijn probleem benoem knikt ze begrijpend. ‘Mensen veronderstellen vaak dat ik niet kan genieten van het leven. Maar dat is absolute onzin. Ik dans, ik zing, ik heb veel hobby’s, heb inderdaad veel mensen om me heen – ik kan daar echt met volle teugen van genieten. Ik heb genoten van de jaren met Michel, ook al waren er geregeld strubbelingen. Maar de andere kant van het verhaal is er ook. Ik zit ook dag in dag uit in een ondragelijke gevangenis. Het begint al als ik wakker word. Een normaal mens gaat dan douchen, poetst zijn tanden en dan is hij klaar voor de dag. Maar ik moet alles in de badkamer na gebruik weer precies op z’n plaats terugzetten. Het hangt van mijn stemming af hoe lang dat duurt. De ene keer misschien een paar minuten, maar het kan ook twee, zelfs drie uur duren. Er zit geen vast ritme in, het is totaal onvoorspelbaar. Dan kom ik beneden, moet ik ook weer dwangen. Zo noemde Draakje dat. Dan
maak ik lijstjes van dingen die nog moeten. Niet alleen over taken in huis, het kan over van alles gaan. Ik kan in paniek raken omdat het zo veel is, dan ga ik terug naar de badkamer, begin weer helemaal overnieuw. Als iemand een afspraak wil maken slaat de stress toe, ik heb dan nog zoveel op m’n lijstjes staan, daar heb ik dan helemaal geen tijd voor. Uiteindelijk kan ik dan depressief, huilend, chagrijnig op de bank neerploffen en de handdoek in de ring gooien. Verloren zaak. En dan heb ik het alleen nog maar over de dwang, dag in dag uit. De bipolariteit heeft verschillende episodes bij mij. Ik kan me nergens toe in staat voelen, tijden wezenloos voor me uit zitten staren, niks boeit me meer, denk dat niemand me meer moet, dat ik beter van de aardbodem kan verdwijnen. En in een up heb ik het gevoel alles aan te kunnen. Een paard kopen, dat ik elke dag zou trainen, tot in de puntjes heb ik dat een keer gepland, ik wilde streven naar een Grand Prixniveau. Terwijl ik maar een minimale belastbaarheid heb. Al die plannen zijn dan dodelijk vermoeiend. Dat gaat dan maar door in mijn hoofd. De borderline vliegt er dan ook nog doorheen. Leegte. Zelfhaat, nonstop. Dan kan ik echt ontploffen. Al heb ik wel dankzij therapieën een beetje geleerd dat wat te temperen. Dan lijk ik kalm. Maar dan bén ik het niet. Die drie stoornissen werken soms erg op elkaar in, dan is het helemaal niet meer te harden. Het zijn gewoon drie demonen. Ik denk wel eens, had ik er maar slechts één, misschien zou dat behapbaar zijn…’
Ze spreidt haar armen in een gebaar van machteloosheid en herhaalt dat ze veel dingen in het leven leuk vindt, dat het leven fijn zou kunnen zijn, als de stoornissen er niet waren. ‘Maar ja. Die ervaring heb ik dus niet.’

Ik wil weten of ze gemakkelijk een hospice kon vinden.
‘Hier in Nijmegen wilden ze het niet. Ik zou een soort proefkonijn voor ze zijn. In Leiden vond ik er wel één. Dat is een hospice voor mensen tussen zestien en veertig jaar, waar ze ervaring hebben met euthanasie. Maar nog niet met euthanasie voor mensen met psychisch lijden. Drie weken geleden nadat ik met ze had gesproken kwam het verlossende woord. Ze wilden me begeleiden.’
‘Mag dat volgens de euthanasiewet, mensen begeleiden die stoppen met eten en drinken?’ ‘Ze onthouden me geen eten en drinken. Ik moet daar zelf geen gebruik van maken, die last moet ik dragen. Ik krijg wel alle emotionele support. En ze mogen pijnstillers geven, voor comfort zorgen, voor zover dat kan. En als ik toch om eten en drinken ga vragen gaan ze me niet met man en macht tegenhouden.’

Kan ze het versterven volhouden?
Ze zucht en valt even stil als ik vraag of ze er niet zeker van is dat ze het kan volhouden. Ferm antwoordt ze dan bevestigend. ‘Maar ze hebben gezegd dat ze het volste vertrouwen in me hebben. Vanwege mijn wilskracht. Ze vroegen wel wat ze kunnen doen als ik het moeilijk krijg. Ik zei, kom dan naar mijn kamer, dan vertel ik over mijn man en mijn andere naasten.’
Ze wijst naar een inmiddels lege kast in de woonkeuken. ‘Kijk, daar liggen dertien posters met foto’s van mijn zusje, vrienden en vriendinnen. En van Draakje natuurlijk. Daar kan ik straks naar kijken. Ik word ook voorgelezen door de mensen die me bezoeken. Harry Potter, daar ben ik dol op.’ Ze laat me een tattoo op haar arm zien. Ik lees de woorden ‘Misschief managed’, snode plannen volbracht. Ze staan op de magische plattegrond van het toverkasteel Zweinstein die na gebruik onzichtbaar wordt als de woorden worden uitgesproken. ‘Snode plannen. Wel toepasselijk, als ik daar lig’, grinnikt Isabelle. Ze zegt dat er steeds mensen blijven slapen, in geen geval wil ze er de nacht alleen doorbrengen. Hier in Berg en Dal wonen nu ook twee vriendinnen bij haar.
‘Wat vind je eng?’, waag ik. ‘Vooral het fysieke aspect. Wat gaat mijn lijf doen? En mijn geest? Ik heb geen flauw idee en dat is heel eng. Ik heb het natuurlijk bij Beanie gezien, maar die was al heel ver heen toen ze begon. Mijn lijf is helemaal ok, dus dat gaat wel een tijdje duren. Ergens tussen de zevende en tiende dag
ontstaat er onomkeerbare schade, als je organen het op gaan geven. Dan mogen ze me in slaap brengen en krijg ik een katheter in. Niet het laatste zetje geven, dat mag dan weer niet.’ Er komt een camera in haar kamer te staan, die elke dag een stukje film opneemt. Haar laatste adem moet er ook op staan. ‘Niet om te choqueren, maar om te laten zien dat het anders moet. Niet deze manier van je leven beëindigen omdat je niet meer verder kan, maar euthanasie. Ik doe het ook voor alle Stephanies die er zijn. Zij is mijn krachtigste drijfveer om dit aan te gaan. En ja, er zijn al heel veel vlogs en zo op het internet te vinden, maar het heeft nog steeds niet tot verandering geleid.’
Heftig zegt ze: ‘Blijkbaar is er veel tijd nodig, maar er ís geen tijd. Er zijn veel Stephanies en Isabelles die op een humane manier een eind willen maken aan hun lijden.’ Ze wordt begraven op een natuurbegraafplaats, naast Draakje. ‘Ik heb de uitvaart al helemaal geregeld, het wordt meer een verjaardagsfeestje. Hoop ik.’ ‘Je hebt het steeds over je bestaan in dit leven. Heb je het gevoel dat je ergens anders heengaat?’ ‘Zeker! Ik ben mijn hele leven al spiritueel bezig geweest. Ik kom bij mijn man en mijn zusje. We hebben geen fysieke vorm meer, we kunnen als het ware overal doorheen zweven. En als ik bij iemand wil zijn die nog leeft, hoef ik er alleen maar aan te denken en dan zal ik bij die persoon
zijn.’ ‘Als je dit geloof niet had, zou je dan desondanks kiezen voor de dood?’
Nu aarzelt ze even.
‘Ik moet eerlijk zeggen, ik heb er veel vertrouwen in, maar de ratio is er ook nog, wetenschappelijk valt er niks aan te tonen.’ Ze lacht en ze komt terug op de vrouw in het bos en de lerares Spaans waarover ze in het begin van ons gesprek vertelde. ‘Er is nog een derde vrouw in mijn leven. Nog steeds.’ Haar ogen glanzen.

Finale: de danslerares
‘Vertel’, zeg ik.
‘Het is echt een soort finale. Ze is eigenares van een dansschool. Ik heb haar leren kennen vóór Michel, toen ik op dansles ging. Ik had toen zo’n echte bipolaire up, een pottenfase, ik had opgeschoren blauw haar, een halve man. Ik vond haar kei interessant. Alleen was ze nog getrouwd en ik was verliefd op de vrouw in het bos. Maar na Draakjes dood ben ik een tijd helemaal losgegaan, stappen in de stad, kroegen aflopen en ik wilde ook weer dansen. Dus stond ik eind augustus weer bij haar dansschool op de stoep en m’n gevoel voor haar was er meteen weer. De afgelopen maanden heb ik geprobeerd uit te vogelen of er een wederzijdse connectie was. Ik zei wel meteen dat het niet voor eeuwig was omdat ik me bij het Expertisecentrum had aangemeld. Gisteren had ik nog een privéles, maar het werd meer praten dan dansen. Ze opende zich opeens veel meer dan tot nu toe. En gisteravond was ik er nóg een keer. Ik had nooit gedacht na de dood van Draakje nog eens zoiets voor iemand te kunnen voelen, en nu gebeurt
het toch.’ Ik mompel: ‘Zo kort voor je doodgaat…’
‘Ja. Het maakt het nu wat dubbel, maar mijn keus wordt er niet anders door. Tegen haar heb ik kortgeleden gezegd dat ik bang ben om deze reis te ondernemen, het is de engste reis ever. Dat begreep ze en ze gaf me een prachtige raad. Ze zei, wat doe je als je een reis spannend vindt? Je neemt doorgaans een reismaatje mee. En Draakje is al bekend met de bestemming waar je heen gaat. Waarom vraag je hem niet of hij met je meereist? Hij weet de weg. Dat hielp me het meest. Mooier kan ik het niet verwoorden.’

21 februari ’24

Letterlijk een deadline, zo ervoer ik de tijdsdruk na het afnemen van het interview met Isabelle, op vrijdag 9 februari. Ik wilde mijn verhaal aan het eind van het weekend naar haar opsturen, zodat ze het nog voor haar verjaardag, de veertiende, kon controleren of wijzigen. Of kon besluiten alsnog af te zien van publicatie op de site van KEA. Haast was geboden, want na haar verjaardag zou ze immers elk moment door het hospice in Leiden opgeroepen kunnen worden om daar te gaan sterven.
Maar ze belde me pas de vijftiende op, de dag na haar verjaardag. Ze vond mijn weergave van het interview mooi, had wel een paar opmerkingen, maar eerst moest ze me op de hoogte stellen van een plotwisseling. ‘Je bent één van de eersten die ik het vertel, maar ik heb op mijn verjaardag besloten om niet naar het hospice te gaan.’ Ze zei erg bang te zijn dat haar doodswens nu voor veel mensen niet meer geloofwaardig zou zijn: ‘Ik wil absoluut nog gaan en ik zie vreselijk op tegen de lange tijd die ik nu waarschijnlijk moet wachten. Als ik al alle groene lichten krijg van het Expertisecentrum. Maar ik durfde het versterven uiteindelijk toch niet aan.’ Ik hield het telefoontje kort, verzekerde haar naar waarheid dat ik overtuigd blijf van haar doodswens, herinnerde haar aan haar veelzeggende erkenning tijdens het eerste interview dat ze het versterven eng vond en stelde haar een tweede ontmoeting in Berg en Dal voor.

Vijf dagen later zit ik weer tegenover haar in haar woonkeuken. Hij oogt nog leger en rommeliger dan de vorige keer. De posters met foto’s die ze zou ophangen in haar kamer in het hospice liggen op een stoel, de kast is weg. Er hangen nog wat slingers van haar verjaardag. Ik heb gebakjes meegenomen, weet niet wat ik erbij moet zeggen en feliciteer haar dan toch maar aarzelend met haar eenendertigste verjaardag. Als we eenmaal aan tafel zitten valt ze met de deur in huis.
‘Eigenlijk wist ik het al toen ik half januari voor het eerst met mam het hospice bezocht. De mensen waren erg vriendelijk, de kamer was mooi en toch werd ik meteen overvallen door koudwatervrees. Ik zag al het lijden voor me. Ze maken het je dan wel zo comfortabel mogelijk, maar de eerste zeven, misschien wel tien dagen moet je er toch zelf doorheen. Maar ik liet niks blijken. Ik wilde het niet eens aan mezelf toegeven. Door erover te zwijgen leek het alsof het niet echt was. Eigenlijk heb ik mezelf voorgelogen dat ik het toch ging doen.’ Ik vraag of mensen haar twijfels niet zagen.
‘Mensen hebben vanaf dat bezoek in Leiden op me ingepraat. Ze zeiden dat er wel andere manieren zijn om te gaan, we gunnen je een betere weg. Dat vond ik moeilijk. Ik dacht, als jullie dat gaan zeggen word ik helemaal wankel. En ik wíl niet wankel zijn. Ik wil gewoon gáán. Dus ik hield voet bij stuk dat dit mijn weg was. Pas het weekend voor mijn verjaardag, dus na ons eerste gesprek ben ik gaan toegeven het toch wel heel eng te vinden. Toen ben ik met vrienden gaan brainstormen: wat zouden mijn opties zijn als euthanasie bij het Expertisecentrum te lang zou gaan duren? Ze willen Zwitserland gaan onderzoeken (waar hulp bij zelfdoding in tegenstelling tot in Nederland niet strafbaar is, OB) of me helpen een middel te vinden om zelf in te nemen. Ze bezwoeren me bij me te zullen blijven als ik dat zou doen, maar ik zie daar tegenop, straks heb ik eeuwige rust en zitten zij in de bak omdat ze me hebben geholpen.’

Verjaardag
Ik wil weten hoe het op haar verjaardag ging.
‘Er waren overdag wel dertig mensen hier. Ik praatte in verschillende groepjes met ze. Nog steeds
twijfelend. ’s Avonds was er een kleinere groep over. Toen zei ik, nou jongens, ik wil absoluut voor jullie opstappen een beslissing hebben genomen want ik word hier knettergek van. Toen kwam het grote gesprek. Ze probeerden me gerust te stellen, zouden er altijd voor me zijn, wat ik later ook zou besluiten. Op een gegeven moment zei ik, oké, dan doe ik niet het hospice. Maar ik voelde me nog beslist niet zeker. Dan zou het nóg langer duren voor ik naar Stephanie en Michel ga. En ik heb ze al zo lang gemist, ik trek dit niet langer. Uiteindelijk was iedereen vertrokken, heel laat. Ik heb als een blok geslapen, totaal overprikkeld. De volgende dag heb ik nog wat nagedacht, wat telefoontjes gepleegd en toen de knoop doorgehakt. Toen heb ik ook jou gebeld. En Dineke.’ Ik vraag of ze bij het Expertisecentrum al weten van haar besluit. ‘Ze wisten helemaal niet dat ik wilde gaan versterven. Ik heb me er na de dood van Draakje
aangemeld. Twee maanden geleden kreeg ik een brief. Ik zou over ongeveer een jaar een eerste oriënterend gesprek krijgen. Dat kan dus net zo goed vijftien maanden worden. Er stond in die brief ook dat ik niet moest bellen, want ze hadden toch niet meer te melden. Maar ik heb vanmorgen tóch gebeld, ik wil gewoon een duidelijk antwoord. Uiteindelijk kreeg ik een casemanager aan de lijn, dat was een heel aardige man. Volgens mij vond hij het wel prima dat ik belde, het geeft aan dat je gemotiveerd bent.’ Lachend: ‘Stalkgedrag werkt kennelijk in je voordeel. Hij zei dat ik hem er niet op mag vastpinnen, maar dat het minder dan een jaar zal duren voor ik het eerste gesprek krijg. Maar ja, ik ben er niet bepaald gerust op. Ze kunnen altijd zeggen dat ik het traject niet inga voor ik nog een of andere behandeling heb gevolgd. Er zijn wel mensen met langere lijsten van therapieën dan ik.
Ze besluit haar verhaal met de verzuchting dat ze maar moet afwachten wat ze bij het Expertisecentrum verstaan onder uitbehandeld zijn. Een gewelddadige zelfdoding zal ze in elk geval nooit doen: ‘Ik heb wel op tv gezien hoe mensen dan het spoor moeten opruimen. Met een lachje zegt ze: ‘Kun je nou echt niets beters verzinnen?’

Ze zal haar huis weer moeten inrichten, veronderstel ik.
‘Ja, ik bereid me erop voor dat ik hier nog een tijd zit. Met een vriendin. Die blijft gelukkig boven wonen. Ik zie wel tegen die klus op. Dat opnieuw inrichten gaat een hoop dwangen veroorzaken. Helaas.’
De glanzende motor die ze haar gooi- en smijtfiets noemde staat nog in de woonkeuken. ‘Die gaat naar een vriendin, beloofd is beloofd. En de grote motor gaat naar een vriend. Ik koop voor mezelf een nieuwe, met dank aan Draakje. Want ja, ik moet nu toch weer een tijd wat van mijn leven proberen te maken.’

5 juni ‘24

 ‘Lieve allemaal, nog een vrolijke noot voor vandaag… Ik heb me afgemeld voor het euthanasietraject en kies voor het leven. En zal me voor KEA blijven inspannen.’

Met dit korte bericht liet Isabelle Akkers de vrijwilligers van KEA 28 mei weten dat er een tweede ‘plotwisseling’ had plaatsgevonden in het verhaal van haar verlangen naar de dood. Begin februari stond ze op het punt om in een hospice in Leiden te gaan stoppen met eten en drinken. Een halve maand later besloot ze daarvan af te zien omdat ze vreesde het zware proces van versterven niet aan te kunnen. Ze meldde zich eind februari aan bij het Expertisecentrum Euthanasie, in het volle besef dat haar met die keus een lang traject te wachten stond – met een onzekere uitkomst over haar verzoek om euthanasie. En nu had ze een keus voor het leven gemaakt.

De KEA-vrijwilligers reageerden blij op haar ‘vrolijke noot’.

Wouw… wat een moed…
Wat een krachtige stap!
Wat een dapper en mooi nieuws!
Wat een courage spreid jij ten toon.

Een week na dit mooie bericht zat ik voor de derde keer met gebakjes in Isabelles eetkeuken om te horen hoe ze tot haar onverwachte besluit was gekomen. De sfeer was er anders dan de eerste twee keer dat ik haar interviewde. Het leek zonneklaar dat ze van plan was hier in Berg en Dal lange tijd, misschien wel een leven lang te blijven wonen. Er moest nog veel gebeuren, maar de muren waren opnieuw geschilderd, de kasten opgeruimd. De motor die pontificaal in de eetkeuken stond was zoals beloofd verhuisd naar een vriendin. En dan was er ook nog Nera, een klein hondje waarvoor Isabelle in een impuls de zorg op zich had genomen. Haar nieuwe huisgenoot sprong om de haverklap bij haar op schoot sprong om daar liefdevol gestreeld te worden.

Het verhaal over de strijd die Isabelle voert met haar doodswens begon met mijn verslag van het optimistische gesprek dat we begin juni voerden. Ik stuurde dit haar pas begin september op, na een soort writersblock te hebben overwonnen. Aanvankelijk schreef ik mijn uitstelgedrag toe aan de tijd en energie die ik nodig had om te herstellen van een operatie na een dijbeenbreuk en de revalidatie daarna. Achteraf realiseerde ik me dat drie maanden wel erg ruim aan de maat waren voor ik tot schrijven kon komen. Dat besef kwam omdat Isabelle in september niet reageerde toen ik mijn verhaal tenslotte had geschreven en aan haar had opgestuurd. Dat was ik niet van haar gewend. Kon ze zich misschien niet vinden in de tekst? Of was er iets gebeurd in die drie maanden? Het drong tot me door dat ik tijdens het interview en in de maanden daarna het gevoel had weggedrukt dat Isabelle wel erg euforisch had geklonken. Door het uitblijven van haar reactie kon ik dat onbehagelijke gevoel niet langer negeren.

Ze had een breed scala van mogelijkheden opgesomd die ze voor zichzelf en haar nieuwe bestaan zag. ‘Het is heel apart dat mijn leven weer stroomt’, had ze gezegd. Ik had het citaat gekozen voor de kop boven mijn artikel. Klopte dat optimisme na drie maanden nog wel met wat ze nu ervoer?

Ik wachtte tevergeefs nog een paar dagen en belde haar tenslotte op. Twee keer bleef mijn oproep onbeantwoord. Het verontrustte me. Gelukkig was het de derde keer raak.

‘Ik was bang dat je mijn verslag niet oké vond, maar dat je het moeilijk vond om het tegen me te zeggen’, begon ik.

Ze antwoordde met de heldere, opgewekte stem die ik inmiddels zo goed van haar ken. ‘Ik vond het prachtig. Net als het eerste interview. Je hebt er echt talent voor. Je beschrijft het precies zoals ik er toen in zat.’

Stilte. Zoals ze er tóen in zat… Ik wachtte op wat ik aanvoelde dat ging komen.

Een flauw lachje, verontschuldigend bijna. ‘Maar… Ik heb me opnieuw aangemeld bij het Expertisecentrum.’

Een paar dagen later, 19 september, staan er weer hazelnootgebakjes op haar keukentafel in Berg en Dal, al valt er eigenlijk niets te vieren. Maar zo’n ritueel helpt wel om op gang te komen. En voor we het gesprek beginnen eisen inmiddels twee hondjes mijn aandacht op.

‘Wat moeten we nou met dat verhaal over je keus voor het leven?’, vraag ik voorzichtig na de eerste beleefdheden.

‘Gewoon publiceren,’ zegt ze, nu zonder iets van verlegenheid. ‘Al die plotwisselingen zijn een klassiek voorbeeld van bipolair zijn. En dan schrijf je daarna gewoon hoe het er nu met me voorstaat.’

Ik overweeg het even.

‘Maar dan zet ik het verhaal over je keus voor het leven wel in de verleden tijd’, stel ik voor.

Isabelle knikt. ‘Ja. Verleden tijd, dat is goed.’

‘Ik kan weer ademhalen.’
‘Ik kan weer ademhalen’, zei ze 5 juni na mijn vraag hoe het met haar ging.

Een paar weken eerder, halverwege mei, was het nog even heel moeilijk, vertelde ze. Haar man Michel was precies een jaar eerder plotseling overleden aan een hartaanval.

‘Ik heb steeds tegen mezelf gezegd, als ik alle seizoenen na zijn dood heb doorlopen, komt er misschien weer wat ruimte. Dat heb ik nog van Michel geleerd, na het overlijden van mijn zusje. En zo is het ook gegaan, hij was echt een wijze man. Twee weken na de verjaardag van zijn dood was ik zover dat ik de wereld kon laten weten dat ik voor het leven kies. Maar eigenlijk was ik er voor mezelf al eerder zeker van dat het euthanasietraject overbodig was geworden. Ik heb alleen een tijdje geaarzeld om me af te melden bij het Expertisecentrum Euthanasie, omdat ik dacht, misschien zit ik alleen maar in een tijdelijke fase van “ik kan het wel”. Alleen maar een up, waar misschien weer een down op zou volgen. Maar eind mei was ik dus zover. Ik had de maanden daarvoor al hard aan mezelf gewerkt. Ik dacht, m’n zusje is er niet meer, Michel is er niet meer en toch voel ik me niet verlaten. Kennelijk had ik het verlies van Michel en Stephanie nodig om te ontdekken dat ik meer kracht in mezelf heb zitten dan ik ooit gedacht had. Door nu voor het leven te kiezen probeer ik ze allebei te eren. Ik doe eigenlijk alles weer, ga naar de dansschool, maak een vlog met m’n vriendin Hansje Kok, praat met mensen die zichzelf accepteren zoals ze zijn. Dan houd ik mezelf voor dat ik dat toch ook moet kunnen. Ik kan wel lopen kniezen en in zelfmedelijden blijven steken, maar ik kan ook voor het leven gaan. Ik denk stiekem dat ik jarenlang in een soort slachtofferrol heb geleefd. En nu wil ik de verantwoordelijkheid pakken voor mijn leven. Iedereen stopt op een gegeven moment met ademen. Nou, voor het zover is kan je maar het beste proberen er iets leuks van te maken, toch? Pluk de dag heeft Michel vaak tegen me gezegd.’

Fucking dwangstoornis
Verbaasd: ‘Ik merkte dat de symptomen van mijn bipolaire stoornis verdwenen. Dat is raar, want die zit in je hersenen. Misschien ben ik wel verkeerd gediagnosticeerd. Hansje denkt eerder aan een posttraumatische stressstoornis, door alles wat er in mijn jeugd is misgegaan als kind van ouders met psychische problemen. Borderline kan er ook onder vallen en die heb ik ook weg weten te poetsen.’

Ze lachte en sloeg met haar beide handen zo hard op tafel dat de kopjes rinkelden en Nera van haar schoot sprong.

‘Dus wat overblijft is die stomme fucking dwangstoornis. Nou ja, je kan niet alles hebben. En er zijn heus nog wel momenten dat ik voel, nu houd ik niet zo van mezelf. Ik ben geen robot en al helemaal geen Boeddhafiguur. Het belangrijkste is dat het nu draagbaar genoeg is om verder te gaan. Die dwang levert natuurlijk wel nu en dan onrust op. Ik ben soms heel lang bezig met de dingen die je na het opstaan moet doen om de dag te beginnen, tandenpoetsen, wassen, alles daarna heel precies weer terugzetten waar het hoort, maar het belemmert me niet in mijn functioneren. Dan zeg ik tegen mezelf, ik kan toch een ander moment gebruiken om iets te doen. Ik weet dus nog niet of ik hiervoor nog in therapie wil gaan. Ik heb al zoveel stappen gezet, het wordt tijd voor een pauze. Ik ben ook al sinds het overlijden van Michel gestopt met de medicijnen, die hebben eigenlijk toch nooit voor een echte en blijvende verbetering gezorgd. Dan maar een beetje dwangen in huis. Iedereen heeft wel een tic, toch?’

Ik wilde weten hoe ze dat heeft gedaan, werken aan zichzelf, zonder begeleiding.

Ze leek een beetje te aarzelen over haar antwoord: ‘Het is niet iets heel groots hoor. Ik ben vooral lekker blijven dansen. Dan kom ik ook figuurlijk in beweging. Niet op de bank zitten depressief te wezen. En er is het sociale aspect, je ontmoet mensen met wie je babbelt, het helpt als die zeggen dat ze je leuk vinden en om je heen blijven staan. Ik heb er lang geen fluit van geloofd, maar als de mensen om me heen het steeds waarmaken, ook als het moeilijk is, ja dan moet het toch wel echt zo zijn. Ik ben ook een paar keer voor de spiegel gaan staan, om naar mezelf te kijken.’

Samen voor de spiegel
Ik stelde spontaan voor om samen naar die spiegel te gaan, schrok van mijn misschien wel wat vrijpostige voorstel, maar Isabelle ging er vrolijk op in. Even later stonden we in de badkamer op de bovenverdieping. Onbevangen keek ze naar ons spiegelbeeld.

‘Ik had van die zelfhulpsuggesties gedaan, waarbij je moet herhalen dat je van jezelf mag houden, dat je het verdient om liefde aan te trekken. In eerste instantie zag ik iemand die ik totaal niet leuk vond. Ik dacht, het is een grote leugen. Toen heb ik die zin veranderd. “Er bestaat de mogelijkheid dat ik van mezelf kan gaan houden.” Die relativering heeft me geholpen, het is niet zeker maar het zou kunnen.’

Het duurde na 28 mei een week voor haar afmelding bij het Expertisecentrum Euthanasie rond was: ‘Je verwacht dat ze blij zijn, je maakt toch ruimte voor iemand anders. Maar mijn contactpersoon was niet bereikbaar en je moet bij diegene zijn. Ze hebben me wel meteen gefeliciteerd. Het gaf me veel moed dat Kit Vanmechelen (bestuurslid van KEA, OB) me op een vrijwilligersdag verzekerde dat ik altijd weer terug zou kunnen naar het centrum. Die geruststelling was belangrijk. Ik kon denken dat het leven niet veel garanties geeft, het is lang niet altijd maakbaar. Dat ging niet van de ene dag op de andere. Ik kwam stapje voor stapje zover. Eerst was ik bang, dacht dat ik het niet zou kunnen, leven. Maar die angst brokkelde steeds meer af.’

De breuk met haar moeder
Konden haar naasten haar volgen bij alle plotwisselingen? Hoe reageerde haar moeder die haar keus voor euthanasie altijd steunde, ondanks hun problematische verleden? In het vorige interview had Isabelle gezegd dat er nog steeds dingen tussen moeder en dochter gebeurden die haar pijn deden.

Haar gezicht betrok. ‘Eigenlijk heb ik na Stephanie en Michel ook mijn moeder verloren. Dat heb ik ook in mijn vlog verteld. Via de notaris kwam ik er achter dat ze zich spullen uit de nalatenschap van Michel heeft toegeëigend. Dat voelde echt als een dolksteek in mijn hart, de zoveelste klap. Vrienden en vriendinnen vroegen me toen waarom ik het contact niet verbrak. Ik heb er toen een nachtje over geslapen. En ik besloot dat ik nooit een gezond leven zou kunnen leiden met haar. Ik heb de wereld en mezelf door haar altijd van de negatieve kant bekeken. Ik was altijd degene die haar de andere wang toekeerde, iemand die zich helemaal afhankelijk van haar maakte. Ik probeerde steeds weer bij haar in de gratie te komen, bedelend om contact. Met mijn zusje ging het precies zo. Wij waren degenen die sorry zeiden als ze schreeuwde dat we haar kinderen niet meer waren, deuren dichtsmeet, borden stuk gooide. Als je maar lang genoeg met zo iemand leeft neem je dat negatieve vanzelf over.’

Ferm: ‘Ik koos voor een harde aanpak, heb haar niet zelf verteld dat ik het contact met haar verbrak, maar het in een vlog geschreven. Op die manier kreeg ze het dus te horen. Daar ben ik niet trots op, maar ik zou het zo weer doen. Ik weet nu dat ik in mijn eigen kracht kan staan. Ik ben zelfs niet meer boos op haar. Ze zal ook dingen hebben meegemaakt in haar leven.’

Ze viel even stil. ‘Het punt is, ik neem haar niks meer kwalijk, maar ik moet door en dat kan het best zonder haar. Ik heb na die vlog trouwens nooit meer iets van haar gehoord. Nooit. Bij haar staat de schuur vol spullen van mij. Daar kom ik dus nooit meer bij. Ik heb er afscheid van genomen. Ook van de foto’s met Michel, Stephanie en mij. Maar eigenlijk zit alles in mijn hart, het geluk en de liefde zit niet in die spullen. Het heeft me ook bevrijd van een hoop ballast. Ik kan dit huis nu inrichten naar mijn nieuwe leven.’

Ze glimlachte weer, zei dat ze droomt van een nieuwe keuken met een kookeiland. Haar vader, met wie het contact goed is, helpt haar met het kopen van het huis: ‘Ik blijf hier in elk geval wonen, ik kan hier lekker tachtig of meer worden!’

Kinderwens
Haar vriendinnen en vrienden reageerden net zo blij op haar besluit als de vrijwilligers van KEA. Maar ze waren gereserveerder over één van haar verlangens voor het nieuwe leven.

‘Ik heb altijd gedacht… ik wilde altijd al graag moeder worden. Maar ik dacht, ik kan dat niet. Ik ga geen foute genen doorgeven. En Michel had al twee kids. Maar nu ik steeds stabieler word, wil ik die kinderwens toch in vervulling laten gaan. Zeker niet dit jaar, misschien ook niet volgend jaar. Maar wel ooit. Daar kunnen veel mensen me niet in volgen. Vooral niet in de sociale media. Eerst zien ze me in een euthanasietraject en dan wil ik opeens voor een kind gaan. Niet al mijn naasten zijn afwijzend, maar ze raden me aan het vooral de tijd te geven. Daar ben ik het mee eens. Ik moet eerst alles op de rit hebben, het huis helemaal op orde, het moet kindvriendelijk zijn. En ik heb nog een paar reizen op de bucketlist staan die ik met Michel zou ondernemen. Zoals meedoen met een motorreis in het buitenland. Dat wil ik eerst doen.’

Mijn vraag of ze het voor zich zag om alleenstaande moeder te worden bracht ons gesprek op de danslerares, waarvan ze in het eerste interview zei dat ze op haar viel. Ze wilde toen uitvogelen of het wederzijds was, ondanks haar voornemen om uit het leven te stappen. Nu wil ze dat eens te meer, maar de danslerares geeft onduidelijke signalen. Isabelle vertelde me er uitgebreid over, wees naar de overgeschilderde muren, een klus die door de lerares was geklaard. Voorlopig zou ze de hoop daarom niet opgeven.

In dezelfde periode dat Isabelle langzaam toegroeide naar haar keus voor het leven volgde ze op de sociale media hoe Zoraya ter Beek toeleefde naar haar euthanasie.

‘Ik heb haar nooit ontmoet, maar haar overlijden raakte me heel erg. Ze heeft me op You Tube verdedigd toen ik daar de volle laag kreeg vanwege mijn doodswens. Ze had dezelfde missie als ik. Meer openheid scheppen over euthanasie bij zwaar psychisch lijden. Ik ben blij dat het nu voor haar klaar is, maar het is ook heel verdrietig. Vooral voor haar nabestaanden.’

Draakje en Beanie werden Michel en Stephanie
Tegen het eind van ons gesprek merkte ik op dat ze de koosnamen Draakje en Beanie voor haar man Michel en zusje Stephanie niet meer gebruikte. Ze knikte, zei dat ze daar doelbewust voor had gekozen, nog vóór de verjaardag van Michels overlijden. Eerst schrok ze van haar besluit, maar haar vriendin Elisabeth, inmiddels geen huisgenoot meer, vond het logisch. Die zei dat ze daarmee ruimte in haar hoofd schiep om door te gaan met leven.

‘In de eerste twee interviews zei je er naar uit te zien om na je overlijden Michel en Stephanie terug te zien. Hoe is het voor je nu dat perspectief weg is?’

‘Niet altijd makkelijk. Ik mis ze. Maar soms voer ik in m’n hoofd nog gesprekken met Michel. Dan is het nog wel Draakje. Het kan gebeuren dat ik Tarotkaarten leg en geen hol snap van wat ze te zeggen hebben. Dan vraag ik hem of hij me niet kan helpen en dan krijg ik het van hem te horen. Echt heel spontane gesprekken. Het klinkt misschien wat spooky, maar soms zitten ze letterlijk in mijn lijf, dan voel ik hun energie, dat is het meest intieme contact dat ik nu nog met ze kan hebben.’

Ze zei zuchtend dat een knuffel er niet meer in zit.

‘Het liefst… Er is een deel van me dat het liefst nu naar hen toe zou willen gaan, ze zijn nog steeds mijn favorieten. Maar dan probeer ik te denken, ze wachten wel op mij, tot zolang zijn er andere mensen voor een knuffel.’

Ze schudde plotseling haar hoofd, maakte een afwerend gebaar met haar handen.

‘Soms zijn ze best irritánt, als ze niet mijn aandacht krijgen. Dan voel ik een bepaald pijntje in mijn lijf en dan weet ik dat ze iets willen zeggen. Het kan dan echt wel een dringende boodschap zijn. Michel weet dat ik nog altijd heel impulsieve dingen kan doen. Dan wil hij me terugbrengen op aarde, zeg maar. Dan denk ik, jij bent dood, stop hier nu mee, ik doe de dingen nu lekker zelf. Wat er wel leuk aan is, soms vertelt hij me iets over het verleden of over de dingen die me nu overkomen of nog kúnnen overkomen. Wat dan voor mij eyeopeners zijn, gôh, zit dat zó in elkaar.’

Ik herinnerde haar eraan dat ze in onze eerdere gesprekken erkende dat er wetenschappelijk niets te bewijzen valt over dit soort contacten met overleden mensen. Ze antwoordde dat ze er soms nog heel sceptisch over is. Maar het voelt alsof Michel en zij een soort contract zijn aangegaan. Ze moet van hem haar rol als Isabelle op aarde blijven vervullen.

‘Hij en Steef hebben me verlaten, maar daardoor ben ik gaan leren op eigen benen te staan. Tegen de tijd dat ik dood ga ben ik hopelijk klaar met mijn les. En tot zo lang blijft de verbinding met ze.’

Ze keek me opgewekt aan.
‘Eigenlijk is er geen dood.’

Eind juli: nieuwe perspectieven.
Eind juli had ik nog een kort telefonisch contact met Isabelle om haar te vertellen over mijn dijbeenbreuk, waardoor het schrijven van het artikel even op zich liet wachten. Ze vertelde dat het haar goed ging. Naarmate haar keus voor het leven beklijfde openden zich meer nieuwe perspectieven en schoof haar doodswens naar de achtergrond. Ze was gestopt als vrijwilliger voor KEA en maakte geen vlogs meer met Hansje Kok.  Ze had ingezien dat haar pogingen om een relatie op te bouwen met haar danslerares niet zouden slagen. De kans leek haar bovendien groot dat zo’n relatie haar weer afhankelijk zou maken van iemands gunsten, een terugval in de patronen in de verhouding met haar moeder. Isabelle sloot inmiddels niet uit dat ze zich zou gaan vestigen in Spanje, het land dat ze als haar tweede vaderland beschouwt en waarvan ze de taal behoorlijk goed beheerst.

19 september ‘24

 Ik had al een grote verzameling grof vuil gezien in de oprit naar Isabelles huis, waaronder een paar zitkussens, kennelijk van de grote bank, de vorige keer de behaaglijkste plek in de woonkamer. Maar nu staat er alleen nog het onderstel, met flinke lappen bekleding die er bij hangen.

‘Ja, die bank is vernield door mijn tweede hond, Mokka, toen ik haar even alleen heb gelaten’, legt Isabelle uit als ze mijn verontruste blik ziet. Ze wijst naar de nieuwe huisgenoot die na de opgewonden verwelkoming bij mijn entree in een open ijzeren bench in de keuken op een nepbot ligt te kauwen. Tegen de muur aan de andere kant staat een tweede exemplaar, met daarin Nera, ook genietend van de traktatie.

De keuken oogt leeg en kaal. Het restant van de bank in de woonkamer straalt naargeestigheid uit. Het verschil met de sfeer tijdens mijn vorige bezoek brengt me op een idee. Ik stel Isabelle voor om mijn verhaal over deze ontmoeting te beginnen met die kapotte bank. Een symbool voor hoe het er nu met haar voorstaat. Met de haar kenmerkende onvervaardheid stemt ze ermee in.

‘Precies. Zo is het precies,’ zegt ze.

Ze schenkt koffie in en zet de gebakjes op een schoteltje terwijl ik op mijn laptop de geluidsrecorder controleer.

‘Je gaat hoop ik wel voor een andere bank zorgen’, zeg ik. ‘Je woont hier hoe dan ook nog een hele tijd.’

Ze knikt. ‘Maar nu nog even niet. Er moet nog veel meer gebeuren. Er is een flinke lekkage in de badkamer boven. Maar ik heb er geen geld voor.’

Dat verbaast me. Ik verkeerde in de veronderstelling dat Michel haar na zijn overlijden, nu anderhalf jaar geleden, in financieel opzicht zonder zorgen heeft achtergelaten.

‘Dat klopt’, zegt ze. ‘Maar om één of andere reden maakt mijn testamentair executeur geen haast. Ik denk gelukkig wel dat het nu gauw rond komt met de erfenis.’

Ze kan geen redenen bedenken waarom er problemen zouden kunnen komen, maar vooralsnog heeft ze zo weinig te besteden dat ze meestal bij haar vader eet om geen boodschappen te hoeven doen. Hij woont dichtbij. De relatie met hem is gelukkig goed, maar ze maakt zich grote zorgen over zijn gezondheid.

Motorreis werd rouwreis
De omslag in haar stemming kwam in augustus. Ze had een tijd niet op een motor gereden na het overlijden van Michel.

‘Ik had die motor aan Pascal gegeven, één van mijn beste vrienden. Toen het zo goed met me ging vroeg hij aan me of ik toch niet weer wilde gaan motorrijden. Dat was natuurlijk erg lief en uiteindelijk heeft hij hem ook aan me teruggegeven. Het was die motor met alles erop en eraan, de mooiste van de twee die ik had. Alleen durfde ik er nog steeds niet op te rijden. Om over m’n angst heen te komen heb ik me aangemeld voor de groepsreis die al een tijd op mijn bucketlist stond. Precies dezelfde die ik twee keer met Michel heb gemaakt, een tocht naar de Moezel. Ik dacht dat het mooi zou zijn om die reis nog een keer te maken. Als herinnering. Maar het pakte heel anders uit. Het werd een rouwreis. We zaten in hetzelfde hotel en zodra ik daar binnen was ben ik compleet ingestort. Ik heb er urenlang op de vloer liggen huilen, overal zag ik Michel. Ik voelde me een kersverse weduwe. Tijdens die reis en daarna ging het alleen maar verder down hill. Dus ik besefte dat mijn depressie weer helemaal terug was. He-le-maal. Een dip is echt een understatement. Ik deed thuis bijna niks anders dan slapen. Kwam nergens toe. Dus eind augustus heb ik het Expertisecentrum gebeld…’

Eenzaam
Ik vraag recht voor z’n raap of ze zich na alle eerdere plotwisselingen zeker voelt van haar keus om zich weer bij het Expertisecentrum Euthanasie te melden. Isabelle aarzelt over haar antwoord.

‘Ik durf eigenlijk niet meer iets te zeggen over er wel of niet achter staan. Toen ik me meldde zat ik veel dieper dan nu. Ik nu heb ik wel een klein upje, maar vorige week was het nog heel erg. Ik nam niet eens meer de telefoon aan, zoals je hebt gemerkt. Ik dacht een tijdje dat ik dat bipolaire achter me had gelaten, maar dat is kennelijk niet zo.’

Ze is opgevouwen in haar stoel gaan zitten. Net zoals Mandy Cohen, die ik kort voor ze euthanasie kreeg interviewde.

Ongerust vraag ik of ze één of andere vorm van professionele hulp krijgt. Of medicijnen gebruikt. Maar niets van dat alles.

‘Medicijnen maken mijn ups en downs wel wat minder heftig, maar ze vlakken ook erg af. Ik wil me toch een beetje mezelf voelen, in mijn eigen lijf zitten. Soms was ik er ook behoorlijk misselijk van. Ik heb ook geen zin meer in therapie. Een half jaar geleden heb ik het afgesloten, toen ik dacht dat het best goed met me ging. En nu… Ik vraag me af wat de gesprekken met mijn behandelaar me nog kunnen opleveren. Ik heb er de afgelopen jaren uitgehaald wat er in zit. Ik weet welke technieken ik moet toepassen als ik in een up of een down zit. De ene keer lukt het, de andere keer weer niet. En praten kan ik met vriendinnen.’

Met een berustend handgebaar en een lachje: ‘Hoewel…’

In het telefoongesprek had ze al gezegd dat ze zich door haar vriendinnen in de steek gelaten voelt. Kan haar omgeving haar deze keer niet meer volgen?

‘Misschien kijk ik er wat te somber tegenaan. Ze hebben me gesteund toen ik wilde versterven. Zeiden op m’n verjaardag dat ze er zouden zijn toen ik voor euthanasie had gekozen, ze waren blij toen ik had besloten toch voor het leven te gaan. Maar de afgelopen weken, toen ik in die enorme dip zat, was er niemand. Ik heb sommige mensen direct gezegd dat het niet goed ging, dat ik naar Michel en Stefanie wilde. Maar ja, dan heb je even een kort gesprek en dat is het dan.’

Ze gaat weer rechtop zitten.

‘Ik snap het ook wel, ze hebben hun eigen leven. Hebben kinderen, banen van veertig uur. Maar een feit is nog steeds, ik ga alleen naar bed, ik sta alleen op, er is niemand voor me als ik ’s nachts wakker lig te denken dat ik het niet meer trek, dat ik ’s ochtends mijn dwangdingen weer moet doen. En dat ik de hondjes moet uitlaten, wat een enorme opgave kan zijn.

’Zuchtend: ‘Ik ben een gezelschapsdier, ik vind het leven zo onromantisch. Ik realiseer me dat andere mensen van mij ook het gevoel krijgen dat ik er niet voor hen ben. En dat ik heel manipulatief kan zijn, dat hoort bij de borderline. Ik schreef whatsappjes hoe beroerd ik me voelde, min of meer in de hoop dat er dan iemand spontaan voor de deur zou komen te staan om me een dikke knuffel te geven. Later hebben ze wel gezegd dat ik zoiets veel duidelijker moet aangeven. Maar ik weet niet of dat zou werken. Ik ben tenslotte geen haar beter dan zij, ik kies per slot van rekening ook voor mezelf met al m’n gedoetjes…’

Ze vertelt me over spanningen binnen de groep vriendinnen, waar ze het liefst buiten wil blijven, ze heeft genoeg aan zichzelf. De vriendschap met haar voormalige huisgenote Elisabeth heeft geleden onder alle gebeurtenissen sinds het begin van het jaar.

Weer een zucht, gevolgd door stilte.

Dan: ‘Nu denk ik, als ik net als Michel een hartinfarct krijg, zou ik dat helemaal niet erg vinden.’

Ze bevestigt desgevraagd wat ze in eerdere gesprekken zei, dat ze onder geen beding een gewelddadige suïcide zal plegen, noemt zichzelf een mietje dat het niet aandurft, maar wil het ook de mensen niet aandoen die er getuige van zouden zijn.

Expertisecentrum
‘Heb je enig idee hoelang het duurt voor je bij het Expertisecentrum terecht kan?’

‘Nee. Ik weet wel dat het halve jaar dat ik gewacht heb na de eerste aanmelding meetelt, omdat ik binnen een jaar na de afmelding terug ben gekomen. Maar hoelang het traject duurt voor ze groen licht geven, áls ik al in een traject kom, daar willen ze niets over beloven.’

Ik merk op dat er geen reële behandelopties meer mogen zijn voor ze euthanasie kan krijgen. Voelt ze zich uitbehandeld?

‘Ja. Met misschien een kleine komma erachter. Voor de borderline zijn klinieken waar je dag in dag uit therapie krijgt. Dat heb ik nooit gedaan. Voor de bipolaire stoornis heb ik alles gehad wat er maar te bedenken valt. Al lang voor ik met Michel ging. En toen nóg intenser. En dan is er altijd nog die dwang. Ik geloof niet meer dat die echt volledig kan verdwijnen. Dus ja, ik voel me eigenlijk wel uitbehandeld.’

Ik beken haar dat ik lange tijd na het vorige gesprek het gevoel heb verdrongen dat ze toen wel erg euforisch was geweest. Een gevoel dat sterker was geworden toen ze had verteld over haar kinderwens, de mogelijkheid om naar Spanje te verhuizen en alle andere perspectieven die zich voor haar leken te openen. En dat ik er desondanks voor had gekozen om het allemaal zonder commentaar op te schrijven. Alleen zo kon ik op de lezers overbrengen in wat voor stemming ze verkeerde toen ze besloot om voor het leven te kiezen.

Ze begrijpt het.

‘Toen ik dat allemaal zei, leek het ook echt te kloppen. Maar het was erg confronterend om je verslag te lezen toen het niet meer goed met me ging. Het leek alsof ik een buitenstaander was, die naar Isabelle keek. Ik vond het af en toe haast niet te geloven.’

In haar stem klinkt de verbazing door: ‘Die buitenstaander dacht een paar keer Gôh, wat is die meid…’

Ze maakt de zin niet af.