(Interviews afgenomen 9 en 21 februari 2024. De geïnterviewde is akkoord gegaan met de tekst en met plaatsing op de website van het Kennniscentrum Euthanasie bij psychisch lijden en op mijn eigen website.)

 Ze zag op het laatste moment af van versterving in een hospice

De moeizame zoektocht van Isabelle naar de gewenste dood

(9 februari ’24)

Ze had me al een tijd zitten vertellen over haar leven dat zolang ze zich kan herinneren in het teken heeft gestaan van haar doodswens. Een wens die hooguit enkele weken nadat ik haar interviewde in vervulling zou gaan omdat ze kort na ons gesprek in een hospice in Leiden zou stoppen met eten en drinken.

Ze had verteld over haar jeugd in een gezin met een vader en moeder die kampen met grote psychische problemen, over haar geliefde jongere zusje die zichzelf uithongerde, over hartstochtelijke verliefdheden op drie vrouwen met wie het nooit verder kwam dan praten en knuffelen, over haar man, de liefde van haar leven, die zeven maanden na haar zusje plotseling overleed, over de drie stoornissen die ze meetorst in haar rugzakje, over de ins en outs van haar komende overlijden in een hospice. Al die tijd zat ze tegenover me aan de eettafel in haar huis in Berg en Dal een waterval van woorden over me uit te storten. Ik luisterde, vroeg een enkele keer iets, begon steeds beter te begrijpen waarom ze uit het leven wilde stappen, maar kreeg na verloop van tijd toch het onprettige gevoel dat ze eigenlijk bezig was met nóg een vlog of een podcast te maken, zoals ze er de laatste maanden al vele had geschreven of gemaakt voor diverse sociale media. Terwijl ik was gekomen voor een gesprek, een ontmoeting.

Dat gesprek kwam uiteindelijk op gang toen ik vroeg hoe ze aankeek tegen de dagen dat ze niet meer zou eten en drinken, verlangend naar de dood waartegen een gezond lijf zich tot het uiterste zou gaan verzetten. Ik stelde de vraag na een lange denkpauze die volgde toen ze me haast zakelijk had uitgelegd wat haar te wachten stond als ze eenmaal in het hospice zou liggen.

‘Isabelle, vind je het eng?’

‘Ja’, zei ze zonder aarzeling. ‘Ja. Ik vind het hele proces eng.’

Het gesprek kon beginnen.

 Dineke Linzel, bestuurslid van KEA, had me gewaarschuwd toen ze me voorstelde de dertigjarige Isabelle te interviewen.  ‘Ze is uiterlijk een vrolijke meid, de podcast waaraan ze meewerkt (te beluisteren via een link op de site stichtingkea.nl) is ook wel heel licht. Dat maakt het moeilijk invoelbaar hoe zwaar haar lijden is.’ KEA, benadrukte ze, wil vooral niet de indruk wekken dat versterven eigenlijk nog niet zo’n slecht alternatief is voor euthanasie.

Uiterlijk een vrolijke meid. Dat blijkt meteen nadat ze me op een grauwe winterdag heeft binnengelaten in haar woning. Met beter weer moet de omgeving hier mooi zijn, in het bosrijke Berg en Dal. ‘Let maar niet op de rotzooi’, zegt ze met heldere stem als ze mijn jas ophangt. ‘Het huis staat op zijn kop, ik heb een deel van mijn dwangstoornis, de neiging om alles precies op zijn plek te zetten, op moeten geven.’ Ze zal er nog maar een paar dagen wonen voor ze naar het hospice gaat en heeft al heel wat spullen weggegeven of weggegooid. Het huis moet zijn leeggehaald voor ze naar het hospice gaat, haar vrienden mogen daar niet mee belast worden, ze is ze al genoeg tot last geweest.

In de woonkeuken staat een glanzende, in mijn ogen kolossale motor. Pas als we echt aan het praten zijn vertelt ze erover. Ze heeft twéé motoren zegt ze tot mijn verbazing. ‘Deze hier is mijn tweede. De eerste is letterlijk mijn droommotor, met alles erop en eraan wat maar te bedenken valt. Daar heb ik een ongelukje mee gehad om zo maar te zeggen.’

Ze kijkt er verontschuldigend bij, maar legt niet uit wát voor ongelukje. Ik krijg er wel een vermoeden van als ze over het exemplaar in de woonkamer vertelt. Het moet wel iets te maken hebben met de twee andere rugzakjes die ze naast haar dwangstoornis draagt: borderline en bipolariteit. Want alsof het vanzelf spreekt zegt ze opgewekt: ‘Dit is gewoon mijn gooi- en smijtfiets geworden, een lekker lichtvoetig dingetje, waarmee ik na dat ongeluk vertrouwen kan terugwinnen. Ik kan er mee hooligannen als ik dat wil.’ De motoren gaan naar twee vrienden, ze weet dat ze door hen gekoesterd zullen worden. Belangrijk, want ze heeft ze gekregen van haar overleden man Michel.

Ze gebruikt zijn naam maar één keer. Daarna gaat het over Draakje, de koosnaam waarmee ze hem altijd aansprak of over hem sprak.

KOPP-kinderen

Ze beschrijft een jeugd in een labiel gezin dat uit elkaar viel toen ze een jaar of acht was en ze de volle laag van een vechtscheiding over zich heen kreeg. Ik hoor voor het eerst de term KOPP-kinderen, kinderen van ouders met psychische problemen. Isabelles beschrijving van haar jeugd sluit naadloos aan bij de definitie die het Trimbos-instituut geeft: het gedrag van de ouders is onvoorspelbaar en brengt de kinderen in onveilige situaties, ze geven te weinig of geen emotionele ondersteuning, de kinderen moeten thuis taken overnemen die niet bij hun leeftijd passen, ze ontwikkelen schuldgevoelens. ‘Mijn jongere zusje Stephanie en ik hebben geen solide basis gekregen om ons in deze wereld staande te houden’, vat Isabelle het samen. Ze veronderstelt dat ze haar drie stoornissen deels te danken heeft aan erfelijke factoren, maar dat het niet vanzelfsprekend is dat die aanleg ook tot ontwikkeling komt. ‘Door de manier waarop mijn ouders tijdens mijn jeugd hebben geacteerd is het eruit gekomen. Het had niet gehoeven.’ Op de sociale media vertelt ze in ongezouten termen over de relatie met haar moeder en dat doet ze ook terwijl ik tegenover haar aan de koffie zit. Ze beschrijft tegenstrijdige gevoelens voor een narcistische vrouw die het ene moment met borden en deuren kan smijten, roepen dat Isabelle haar kind niet meer is, een buschauffeur de volle laag geven, nooit sorry zegt en het andere moment bezweert dat ze van haar dochter houdt. ‘En ik geloof ook dat er een stuk in haar is dat oprecht van me houdt. Ik ben er zelf ook dubbel in. Ik heb ervoor gekozen haar in mijn leven te houden. Ze is met me meegegaan naar het hospice en zal er ook zijn als ik daar lig te versterven. Ondanks alles. Mijn moeder staat achter mijn keuze, en toch gebeuren er nog steeds dingen die me pijn doen. Maar ik geloof dat ieder persoon iets goeds in zich heeft en dat onze liefde zal zegevieren. Ik ben haar vlees en bloed, ben uit haar baarmoeder gekomen. Tegelijkertijd weet ik dat ze me onherstelbaar beschadigd heeft. En mijn zusje ook. Mam zal het nooit toegeven, maar de anorexia van Stephanie is voor negentig procent door haar veroorzaakt. Ze speelde ons ook tegen elkaar uit. Dan was Stephanie de favoriet, dan ik weer. Altijd aan het manipuleren.’

Wat ze niet bij haar ouders vond, liefde en aandacht, heeft ze hartstochtelijk gezocht bij anderen. In 2014 ging ze tijdens een ‘up’, de fase van hyperactiviteit bij bipolariteit, naar Gran Canaria. Daar werd ze verliefd op een lerares Spaans waar ze drie uur per dag privéles kreeg. De aantrekkingskracht was wederzijds. Het bleef niet bij Spaans leren, er werd veel gepraat, tapas gegeten en gewandeld op het strand. De vriendschap hield stand. Afgelopen herfst ging ze terug naar Gran Canaria om afscheid te nemen: ‘We hebben verstrengeld met elkaar rondgelopen.’ Nu hebben ze nog contact via whatsapp. Isabelle noemt haar een soulmate.

Als terloops vertelt ze dat ze tijdens die vakantie in 2014 is verkracht door de bewaker van het hotel waar ze zat. Ze gaf niets vermoedend toe aan zijn avances, omdat ze het op haar twintigste wel eens tijd vond worden.

Een tweede vrouw in haar leven noemt ze de vrouw in het bos. Ze kwam haar in 2018 tegen bij het uitlaten van haar twee honden. Destijds fantaseerde ze over de hoofdrolspeelster in een film over een lesbische liefde en deze vrouw leek op die ster. Ze sprak haar aan. Het klikte. Ze besteedden veel tijd aan elkaar en ook met deze vrouw ontstond een hechte vriendschap. Evenmin als met de lerares Spaans werd het een liefde: ‘Maar ik was zo verliefd dat ik met Stephanie een video voor haar heb gemaakt, waarin ik beweerde dat ze de vrouw van mijn leven was. Achteraf gezien zocht ik gewoon iemand die met me kon zijn. Ik had alleen nog Stephanie. Dat was de enige die me begreep, verder was ik heel eenzaam in mijn strijd met de demonen in mijn hoofd. Ik was met mijn borderline in die tijd echt heel onmogelijk, ik heb dingen gedaan waar ik niet trots op ben. Ik had geen hulp, geen medicijnen, geen therapie. Ik heb samen met Stephanie zelfs een paar keer een slappe poging gedaan om eruit te stappen, vooral met het doel even niks meer mee te hoeven van de shitzooi in mijn hoofd en mijn leven.’

Een hondenliefhebber op haar pad

In diezelfde periode was ze Michel geregeld in de bossen van Berg en Dal tegengekomen, ook met een hond. Zoals dat gaat met hondenbezitters maakten ze nu een dan een praatje over de dieren. Toen Michels huwelijk in 2019 strandde stelde hij Isabelle voor om samen wat te gaan drinken. Ze ging er op in: ‘Dat leek me een goed idee. Die eerste avond aten we bij mij spacecake. Ik ga na een wijntje al om, dus toen hij wegging en me een heel stevige knuffel gaf liet ik het toe. Maar ik voelde me er heel oncomfortabel bij. Toen hij weg was had ik een vreselijke nacht met hallucinaties dat hij er nog was. Achteraf had ik hem meteen kunnen vertrouwen. Hij bedoelde het goed. We hebben daarna zes weken lang veel samen gedronken en jointjes gesmoked, alle verdriet en leed gedeeld.’

Michel was 22 jaar ouder dan Isabelle. Niet alleen zijn naasten hadden bezwaar tegen de relatie die ze begonnen, zelf twijfelden ze ook. ‘We hebben in het begin zelfs een deadline afgesproken, hadden het gevoel dat het op den duur niet samen kon gaan. Hij heel zelfstandig, met een eigen bedrijf, ik met m’n drie stoornissen, ik kan niet werken, ik ben geen doorsneepartner, zal ik ook nooit kunnen zijn. Uiteindelijk besloten we door te gaan en te zien waar het heen zou gaan. Nou, we hebben heel veel obstakels moeten overwinnen. Ik kan met mijn borderline iemand overladen met mijn liefde, maar ik heb hem ook ingesnoerd. Als hij een afspraak had met maatjes was dat verschrikkelijk voor mij. Dan was ik boos als hij thuiskwam. Echt hels, echt een heks. Hij was mijn aanvulling, maar een borderliner voelt zich nooit aangevuld, altijd angst voor verlating. We hebben fysiek gevochten, huiselijk geweld van twee kanten. Het heeft jaren geduurd voor we eindelijk onze gezamenlijke handleiding hebben gevonden en we wisten hoe we met moeilijke momenten om moesten gaan. Hij zei dat hij dit nog nooit zo had meegemaakt, eindelijk kon hij zichzelf zijn, hij wilde nog zoveel met me beleven. Dat was helemaal wederzijds. We waren zo gelukkig met elkaar, de vonken spatten ervan af.’

Ik vraag of Michel wist van haar doodswens.

‘Vanaf het begin. Kon ook moeilijk anders. Ik heb mijn hele leven al dood gewild, het is altijd een stille wens geweest. Of beter een luide wens, want de meeste mensen die me kennen weten het wel. Op de basisschool en het voortgezet onderwijs werd ik al gepest. Als ik het had over spoken in mijn hoofd was ik de rare snuiter. Draakje bezwoer me dat ik het niet moest doen, dat ik hem niet alleen mocht laten en dat heb ik ook beloofd.’

Ik herinner haar aan wat ze zei over de ‘slappe pogingen’ om met Stephanie uit het leven te stappen. ‘Geloofde je ook dat je dat kon waarmaken?’

De dood van haar zusje

‘De eerste tweeëneenhalf jaar wel. Maar in september ’22 stierf Beanie en toen werd alles anders.’

‘Beanie?’

‘Zo noemde ik mijn zusje. Beanie betekent mutsje. Door haar anorexia woog ze minder dan dertig kilo toen ze besloot te stoppen met eten en drinken. Ze had helse pijnen, kreeg geen pijnstilling. Euthanasie was niet aan de orde, want dat zou veel te lang duren. Toen ze eenmaal stopte was ze binnen een etmaal vertrokken.’

Ze heeft ze laatste dagen van haar zus aan haar zijde gestaan. Stephanie was nog getuige bij haar huwelijk met Michel dat ze speciaal voor haar nog arrangeerden. Ze had gezien hoe zwaar versterven is. Als ze dat verteld heeft stel ik mijn vraag hoe ze nu tegen haar eigen bewuste stoppen met eten en drinken aan kijkt en geeft ze toe het eng te vinden.

‘Na de dood van Stephanie werd alles anders, zei je. Besefte je dat je ook dood wilde?’

‘Niet meteen. Ik zat gewoon op slot, kon niet rouwen. Ik dacht wel dat ze het nu goed had. Dat gunde ik haar met heel mijn hart en ziel. Maar ik wilde ook die rust. En aan de andere kant, ik had met Draakje de liefde van mijn leven… Het duurde een tijd, zeven maanden om precies te zijn toen er iets bij me klikte, alsof er een schakelaar in mijn hoofd werd omgedraaid. Ik maakte in april ’23 met Draakje een mooie reis door Spanje en Portugal en opeens wist ik dat mijn leven echt ten einde liep. Het is moeilijk te beschrijven, ik vergelijk het met iemand die wegens een ziekte op zijn sterfbed ligt en zegt, het is goed zo, ik kan het leven loslaten. Dat gevoel had ik ook. Maar ik kon het met niemand delen, nu mijn zusje er niet meer was. En ik durfde de confrontatie met mezelf niet aan. Ik dacht, misschien gaat dit gevoel wel weer weg, moet ik het alleen een tijdje uitzitten. Maar dat gebeurde dus niet. Het gevoel bleef. Alleen ben ik pas gaan begrijpen waar dat vandaan kwam toen Draakje een maand na die reis plotseling overleed aan een hartaanval. Dat betekende voor mij een soort vrijbrief, alsof ik het leven nu niet langer meer vol hoefde te houden.’

Ik vraag of ze kan uitleggen hoe ze opeens haar plotseling acuut geworden doodswens kon begrijpen toen haar tweede steun en toeverlaat Michel zo kort na de eerste wegviel. Ze kan mijn vraag zonder aarzelen beantwoorden.

‘Ik dacht, ik heb de rol gespeeld die me toebedeeld is en nu rest me nog één taak. Ik moet het hele verhaal over euthanasie voor psychische stoornissen de wereld inbrengen, zodat er verbetering komt en het taboe wordt verbroken. Na de dood van Draakje zei iemand dat ik het verhaal van mijn lijden moest vertellen. Hij hield me voor dat er meer mensen zijn zoals ik die het leven niet meer aankunnen en die op een menswaardige manier afscheid willen nemen van hun dierbaren en dat niet kunnen omdat de wachtlijsten zo lang zijn. Ik dacht meteen: prima, ik wil best die stem zijn.’

Ik vraag of ik haar goed heb begrepen. ‘Je hebt nog één missie, bijdragen aan verbetering van de situatie rondom euthanasie bij psychisch lijden en om die te kunnen vervullen moet je nu zelf gaan?’

Ze knikt. ‘Precies. Dat is de exacte formulering. Met een aanvulling erbij. Ik gaf me binnen een maand na Draakjes dood op bij het Expertisecentrum Euthanasie om de hele procedure te doorlopen maar tegen het eind van 2023 realiseerde ik me dat ik nog tweeëneenhalf jaar wachten op de dood niet zou trekken. Dus ik besloot het heft in eigen handen te nemen, ik ga het doen zoals mijn zusje het deed. En omdat ik alleen was achtergebleven kon ik mijn eigen tijdpad kiezen. Ik moest alleen een hospice regelen om niet ellenlang te hoeven wachten op een spuitje of pilletje van het Expertisecentrum. Ik heb eerst een langere periode in mijn hoofd gehad, dat is gaandeweg een half jaar geworden en vrij rap tot hooguit een kwartaal. En dat is nog verder vervroegd tot na mijn verjaardag op 14 februari. Die wil ik nog meemaken, ik word 31, dat is het omgekeerde van dertien en dat was het geluksgetal van mij en Draakje, dat met zijn dood omkeerde tot een ongeluksgetal. Bovendien is het vanaf 10 februari het jaar van de Draak, dat is ook mooi.’

Drie samenwerkende demonen

Net als een maand geleden, toen ik Zoraya interviewde, valt het me bij Isabelle moeilijk om haar verlangen om aan het leven te ontsnappen echt in te kunnen voelen, te begrijpen. Haar spraakwaterval geeft dan wel een indruk van de volte in haar hoofd, maar ze oogt levendig, ziet er verzorgd uit, luistert aandachtig naar me als ik een vraag stel, neemt de tijd om koffie te zetten, vertelt over haar vele vriendschappen, maakt nu en dan een grapje. Het lijkt een gesprek zoals andere gesprekken met iemand die zich voor je openstelt.

Als ik mijn probleem benoem knikt ze begrijpend. ‘Mensen veronderstellen vaak dat ik niet kan genieten van het leven. Maar dat is absolute onzin. Ik dans, ik zing, ik heb veel hobbys, heb inderdaad veel mensen om me heen – ik kan daar echt met volle teugen van genieten. Ik heb genoten van de jaren met Michel, ook al waren er geregeld strubbelingen. Maar de andere kant van het verhaal is er ook. Ik zit ook dag in dag uit in een ondragelijke gevangenis. Het begin al als ik wakker word. Een normaal mens gaat dan douchen, poetst zijn tanden en dan is hij klaar voor de dag. Maar ik moet alles in de badkamer na gebruik weer precies op z’n plaats terugzetten. Het hangt van mijn stemming af hoe lang dat duurt. De ene keer misschien een paar minuten, maar het kan ook twee, zelfs drie uur duren. Er zit geen vast ritme in, het is totaal onvoorspelbaar. Dan kom ik beneden, moet ik ook weer dwangen. Zo noemde Draakje dat. Dan maak ik lijstjes van dingen die nog moeten. Niet alleen over taken in huis, het kan over van alles gaan. Ik kan in paniek raken omdat het zo veel is, dan ga ik terug naar de badkamer, begin weer helemaal overnieuw. Als iemand een afspraak wil maken slaat de stress toe, ik heb dan nog zoveel op m’n lijstjes staan, daar heb ik dan helemaal geen tijd voor. Uiteindelijk kan ik dan depressief, huilend, chagrijnig op de bank neerploffen en de handdoek in de ring gooien. Verloren zaak. En dan heb ik het alleen nog maar over de dwang, dag in dag uit. De bipolariteit heeft verschillende episodes bij mij. Ik kan me nergens toe in staat voelen, tijden wezenloos voor me uit zitten staren, niks boeit me meer, denk dat niemand me meer moet, dat ik beter van de aardbodem kan verdwijnen. En in een up heb ik het gevoel alles aan te kunnen. Een paard kopen, dat ik elke dag zou trainen, tot in de puntjes heb ik dat een keer gepland, ik wilde streven naar een Grand Prixniveau. Terwijl ik maar een minimale belastbaarheid heb. Al die plannen zijn dan dodelijk vermoeiend. Dat gaat dan maar door in mijn hoofd. De borderline vliegt er dan ook nog doorheen. Leegte. Zelfhaat, nonstop. Dan kan ik echt ontploffen. Al heb ik wel dankzij therapieën een beetje geleerd dat wat te temperen. Dan lijk ik kalm. Maar dan bén ik het niet. Die drie stoornissen werken soms erg op elkaar in, dan is het helemaal niet meer te harden. Het zijn gewoon drie demonen. Ik denk wel eens, had ik er maar slechts één, misschien zou dat behapbaar zijn…’

Ze spreidt haar armen in een gebaar van machteloosheid en herhaalt dat ze veel dingen in het leven leuk vindt, dat het leven fijn zou kunnen zijn, als de stoornissen er niet waren. ‘Maar ja. Die ervaring heb ik dus niet.’

Ik wil weten of ze gemakkelijk een hospice kon vinden.

‘Hier in Nijmegen wilden ze het niet. Ik zou een soort proefkonijn voor ze zijn. In Leiden vond ik er wel één. Dat is een hospice voor mensen tussen zestien en veertig jaar, waar ze ervaring hebben met euthanasie. Maar nog niet met euthanasie voor mensen met psychisch lijden. Drie weken geleden nadat ik met ze had gesproken kwam het verlossende woord. Ze wilden me begeleiden.’

‘Mag dat volgens de euthanasiewet, mensen begeleiden die stoppen met eten en drinken?’

‘Ze onthouden me geen eten en drinken. Ik moet daar zelf geen gebruik van maken, die last moet ik dragen. Ik krijg wel alle emotionele support. En ze mogen pijnstillers geven, voor comfort zorgen, voor zover dat kan. En als ik toch om eten en drinken ga vragen gaan ze me niet met man en macht tegenhouden.’

Kan ze het versterven volhouden?

Ze zucht en valt even stil als ik vraag of ze er niet zeker van is dat ze het kan volhouden.

Ferm antwoordt ze dan bevestigend. ‘Maar ze hebben gezegd dat ze het volste vertrouwen in me hebben. Vanwege mijn wilskracht. Ze vroegen wel wat ze kunnen doen als ik het moeilijk krijg.

Ik zei, kom dan naar mijn kamer, dan vertel ik over mijn man en mijn andere naasten.’

Ze wijst naar een inmiddels lege kast in de woonkeuken. ‘Kijk, daar liggen dertien posters met foto’s van mijn zusje, vrienden en vriendinnen. En van Draakje natuurlijk. Daar kan ik straks naar kijken. Ik word ook voorgelezen door de mensen die me bezoeken. Harry Potter, daar ben ik dol op.’

Ze laat me een tattoo op haar arm zien. Ik lees de woorden ‘Misschief managed’, snode plannen volbracht. Ze staan op de magische plattegrond van het toverkasteel Zweinstein die na gebruik onzichtbaar wordt als de woorden worden uitgesproken.

‘Snode plannen. Wel toepasselijk, als ik daar lig’, grinnikt Isabelle. Ze zegt dat er steeds mensen blijven slapen, in geen geval wil ze er de nacht alleen doorbrengen. Hier in Berg en Dal wonen nu ook twee vriendinnen bij haar.

‘Wat vind je eng?’, waag ik.

‘Vooral het fysieke aspect. Wat gaat mijn lijf doen? En mijn geest? Ik heb geen flauw idee en dat is heel eng. Ik heb het natuurlijk bij Beanie gezien, maar die was al heel ver heen toen ze begon. Mijn lijf is helemaal ok, dus dat gaat wel een tijdje duren. Ergens tussen de zevende en tiende dag ontstaat er onomkeerbare schade, als je organen het op gaan geven. Dan mogen ze me in slaap brengen en krijg ik een katheter in. Niet het laatste zetje geven, dat mag dan weer niet.’

Er komt een camera in haar kamer te staan, die elke dag een stukje film opneemt. Haar laatste adem moet er ook op staan. ‘Niet om te choqueren, maar om te laten zien dat het anders moet. Niet deze manier van je leven beëindigen omdat je niet meer verder kan, maar euthanasie. Ik doe het ook voor alle Stephanies die er zijn. Zij is mijn krachtigste drijfveer om dit aan te gaan. En ja, er zijn al heel veel vlogs en zo op het internet te vinden, maar het heeft nog steeds niet tot verandering geleid.’

Heftig zegt ze: ‘Blijkbaar is er veel tijd nodig, maar er ís geen tijd. Er zijn veel Stephanies en Isabelles die op een humane manier een eind willen maken aan hun lijden.’

Ze wordt begraven op een natuurbegraafplaats, naast Draakje. ‘Ik heb de uitvaart al helemaal geregeld, het wordt meer een verjaardagsfeestje. Hoop ik.’

‘Je hebt het steeds over je bestaan in dit leven. Heb je het gevoel dat je ergens anders heengaat?’

‘Zeker! Ik ben mijn hele leven al spiritueel bezig geweest. Ik kom bij mijn man en mijn zusje. We hebben geen fysieke vorm meer, we kunnen als het ware overal doorheen zweven. En als ik bij iemand wil zijn die nog leeft, hoef ik er alleen maar aan te denken en dan zal ik bij die persoon zijn.’

‘Als je dit geloof niet had, zou je dan desondanks kiezen voor de dood?’

Nu aarzelt ze even.

‘Ik moet eerlijk zeggen, ik heb er veel vertrouwen in, maar de ratio is er ook nog, wetenschappelijk valt er niks aan te tonen.’

Ze lacht en ze komt terug op de vrouw in het bos en de lerares Spaans waarover ze in het begin van ons gesprek vertelde. ‘Er is nog een derde vrouw in mijn leven. Nog steeds.’

Haar ogen glanzen.

Finale: de danslerares

‘Vertel’, zeg ik.

‘Het is echt een soort finale. Ze is eigenares van een dansschool. Ik heb haar leren kennen vóór Michel, toen ik op dansles ging. Ik had toen zo’n echte bipolaire up, een pottenfase, ik had opgeschoren blauw haar, een halve man. Ik vond haar kei interessant. Alleen was ze nog getrouwd en ik was verliefd op de vrouw in het bos. Maar na Draakjes dood ben ik een tijd helemaal losgegaan, stappen in de stad, kroegen aflopen en ik wilde ook weer dansen. Dus stond ik eind augustus weer bij haar dansschool op de stoep en m’n gevoel voor haar was er meteen weer. De afgelopen maanden heb ik geprobeerd uit te vogelen of er een wederzijdse connectie was. Ik zei wel meteen dat het niet voor eeuwig was omdat ik me bij het Expertisecentrum had aangemeld. Gisteren had ik nog een privéles, maar het werd meer praten dan dansen. Ze opende zich opeens veel meer dan tot nu toe. En gisteravond was ik er nóg een keer. Ik had nooit gedacht na de dood van Draakje nog eens zoiets voor iemand te kunnen voelen, en nu gebeurt het toch.’

Ik mompel: ‘Zo kort voor je doodgaat…’

‘Ja. Het maakt het nu wat dubbel, maar mijn keus wordt er niet anders door. Tegen haar heb ik kortgeleden gezegd dat ik bang ben om deze reis te ondernemen, het is de engste reis ever. Dat begreep ze en ze gaf me een prachtige raad. Ze zei, wat doe je als je een reis spannend vindt? Je neemt doorgaans een reismaatje mee. En Draakje is al bekend met de bestemming waar je heen gaat. Waarom vraag je hem niet of hij met je meereist? Hij weet de weg. Dat hielp me het meest. Mooier kan ik het niet verwoorden.’

 

(21 februari ’24)

‘Plotwisseling’

Letterlijk een deadline, zo ervoer ik de tijdsdruk na het afnemen van het interview met Isabelle, op vrijdag 9 februari. Ik wilde mijn verhaal aan het eind van het weekend naar haar opsturen, zodat ze het nog voor haar verjaardag, de 14e, kon controleren of wijzigen. Of kon besluiten alsnog af te zien van publicatie op de site van KEA. Haast was geboden, want na haar verjaardag zou ze immers elk moment door het hospice in Leiden opgeroepen kunnen worden om daar te gaan sterven.

Maar ze belde me pas de 15e op, de dag na haar verjaardag. Ze vond mijn weergave van het interview mooi, had wel een paar opmerkingen, maar eerst moest ze me op de hoogte stellen van een plotwisseling. ‘Je bent één van de eersten die ik het vertel, maar ik heb op mijn verjaardag besloten om niet naar het hospice te gaan.’

Ze zei erg bang te zijn dat haar doodswens nu voor veel mensen niet meer geloofwaardig zou zijn: ‘Ik wil absoluut nog gaan en ik zie vreselijk op tegen de lange tijd die ik nu waarschijnlijk moet wachten. Als ik al alle groene lichten krijg van het Expertisecentrum. Maar ik durfde het versterven uiteindelijk toch niet aan.’

Ik hield het telefoontje kort, verzekerde haar naar waarheid dat ik overtuigd blijf van haar doodswens, herinnerde haar aan haar veelzeggende erkenning tijdens het eerste interview dat ze het versterven eng vond en stelde haar een tweede ontmoeting in Berg en Dal voor.

 Vijf dagen later zit ik weer tegenover haar in haar woonkeuken. Hij oogt nog leger en rommeliger dan de vorige keer. De posters met foto’s die ze zou ophangen in haar kamer in het hospice liggen op een stoel, de kast is weg. Er hangen nog wat slingers van haar verjaardag. Ik heb gebakjes meegenomen, weet niet wat ik erbij moet zeggen en feliciteer haar dan toch maar aarzelend met haar eenendertigste verjaardag. Als we eenmaal aan tafel zitten valt ze met de deur in huis.

‘Eigenlijk wist ik het al toen ik half januari voor het eerst met mam het hospice bezocht. De mensen waren erg vriendelijk, de kamer was mooi en toch werd ik meteen overvallen door koudwatervrees. Ik zag al het lijden voor me. Ze maken het je dan wel zo comfortabel mogelijk, maar de eerste zeven, misschien wel tien dagen moet je er toch zelf doorheen. Maar ik liet niks blijken. Ik wilde het niet eens aan mezelf toegeven. Door erover te zwijgen leek het alsof het niet echt was. Eigenlijk heb ik mezelf voorgelogen dat ik het toch ging doen.’

Ik vraag of mensen haar twijfels niet zagen.

‘Mensen hebben vanaf dat bezoek in Leiden op met ingepraat. Ze zeiden dat er wel andere manieren zijn om te gaan, we gunnen je een betere weg. Dat vond ik moeilijk. Ik dacht, als jullie dat gaan zeggen word ik helemaal wankel. En ik wíl niet wankel zijn. Ik wil gewoon gáán. Dus ik hield voet bij stuk dat dit mijn weg was. Pas het weekend voor mijn verjaardag, dus na ons eerste gesprek ben ik gaan toegeven het toch wel heel eng te vinden. Toen ben ik met vrienden gaan brainstormen: wat zouden mijn opties zijn als euthanasie bij het Expertisecentrum te lang zou gaan duren? Ze willen Zwitserland gaan onderzoeken (waar hulp bij zelfdoding in tegenstelling tot in Nederland niet strafbaar is, OB) of me helpen een middel te vinden om zelf in te nemen. Ze bezwoeren me bij me te zullen blijven als ik dat zou doen, maar ik zie daar tegenop, straks heb ik eeuwige rust en zitten zij in de bak omdat ze me hebben geholpen.’

Ik wil weten hoe het op haar verjaardag ging.

‘Er waren overdag wel dertig mensen hier. Ik praatte in verschillende groepjes met ze. Nog steeds twijfelend. ’s Avonds was er een kleinere groep over. Toen zei ik, nou jongens, ik wil absoluut voor jullie opstappen een beslissing hebben genomen want ik word hier knettergek van. Toen kwam het grote gesprek. Ze probeerden me gerust te stellen, zouden er altijd voor me zijn, wat ik later ook zou besluiten. Op een gegeven moment zei ik, oké, dan doe ik niet het hospice. Maar ik voelde me nog beslist niet zeker. Dan zou het nóg langer duren voor ik naar Stephanie en Michel ga. En ik heb ze al zo lang gemist, ik trek dit niet langer. Uiteindelijk was iedereen vertrokken, heel laat. Ik heb als een blok geslapen, totaal overprikkeld. De volgende dag heb ik nog wat nagedacht, wat telefoontjes gepleegd en toen de knoop doorgehakt. Toen heb ik ook jou gebeld. En Dineke.’

Ik vraag of ze bij het Expertisecentrum al weten van haar besluit.

‘Ze wisten helemaal niet dat ik wilde gaan versterven. Ik heb me er na de dood van Draakje aangemeld. Twee maanden geleden kreeg ik een brief. Ik zou over ongeveer een jaar een eerste oriënterend gesprek krijgen. Dat kan dus net zo goed vijftien maanden worden. Er stond in die brief ook dat ik niet moest bellen, want ze hadden toch niet meer te melden. Maar ik heb vanmorgen tóch gebeld, ik wil gewoon een duidelijk antwoord. Uiteindelijk kreeg ik een casemanager aan de lijn, dat was een heel aardige man. Volgens mij vond hij het wel prima dat ik belde, het geeft aan dat je gemotiveerd bent.’ Lachend: ‘Stalkgedrag werkt kennelijk in je voordeel. Hij zei dat ik hem er niet op mag vastpinnen, maar dat het minder dan een jaar zal duren voor ik het eerste gesprek krijg. Maar ja, ik ben er niet bepaald gerust op. Ze kunnen altijd zeggen dat ik het traject niet inga voor ik nog een of andere behandeling heb gevolgd. Er zijn wel mensen met langere lijsten van therapieën dan ik.’

Ze besluit haar verhaal met de verzuchting dat ze maar moet afwachten wat ze bij het Expertisecentrum verstaan onder uitbehandeld zijn. Een gewelddadige zelfdoding zal ze in elk geval nooit doen: ‘Ik heb wel op tv gezien hoe mensen dan het spoor moeten opruimen.

Met een lachje zegt ze: ‘Kun je nou echt niets beters verzinnen?’

Ze zal haar huis weer moeten inrichten, veronderstel ik.

‘Ja, ik bereid me erop voor dat ik hier nog een tijd zit. Met een vriendin. Die blijft gelukkig boven wonen. Ik zie wel tegen die klus op. Dat opnieuw inrichten gaat een hoop dwangen veroorzaken. Helaas.’

De glanzende motor die ze haar gooi- en smijtfiets noemde staat nog in de woonkeuken.

‘Die gaat naar een vriendin, beloofd is beloofd. En de grote motor gaat naar een vriend. Ik koop voor mezelf een nieuwe, met dank aan Draakje. Want ja, ik moet nu toch weer een tijd wat van mijn leven proberen te maken.’

Onno Bosma