Huisarts Dirk Jan van Wijk gaf Michel en Mandy euthanasie bij psychisch lijden

Een rauwe werkelijkheid met knuffels en een reep chocolade

 

‘Ik heb Michel euthanasie gegeven. November vorig jaar. Het was prachtig. Er lag een reep chocolade voor me klaar toen ik daar kwam. Als dank.’
Huisarts Dirk Jan van Wijk (66) vertelt me in zijn woonkamer in Uitgeest hoe zijn tweede euthanasie wegens psychisch lijden in zijn werk ging. En hoe kort daarna, na de Kerstdagen, zijn derde verliep. ‘De dierbaren van Mandy waren erbij. Die knuffelden en zoenden mij, die waren zó gelukkig!’Kort na het interview met Van Wijk schreef psychiater Joerl Tijdink in NRC over sommige voorstanders van euthanasie bij ondraaglijk psychisch lijden dat ze ‘deze praktijk bijna romantiseren.’ Van Wijks woorden, prachtig, gelukkig, knuffelen, lijken koren op de molen van Tijdink, die veronderstelde dat de huidige media-aandacht voor het onderwerp waarschijnlijk meer euthanasieverlangens zal opwekken. Hij vroeg zich af hoe een eventuele euthanasie-epidemie voorkomen kan worden.
Niks romantiek, repliceerde KEA’s Menno Oosterhoff twee dagen later in dezelfde krant. ‘We moeten de rauwe werkelijkheid onder ogen zien: dat er mensen zijn die door een psychische aandoening onvoorstelbaar erg en lang lijden en dat we daar soms niks aan kunnen doen.’
Michel en Mandy waren zulke mensen. Als gevolg van de aarzelingen van de beroepsgroep moesten ze een lange weg vol hindernissen gaan voor ze tenslotte door Van Wijk uit hun lijden werden verlost. In mijn interview met Mandy op deze site beschrijft ze hoe ze deze lange weg is gegaan.

Mandy (28, toen ze eind december 2023 euthanasie kreeg) werd Van Wijks patiënt toen ze halverwege 2022 vanuit een zorginstelling in Amsterdam kwam wonen in het voormalige waterliniefort K’IJK in Uitgeest. Ze was toen al meer dan twee jaar aan het wachten op een intake bij het Expertisecentrum Euthanasie. Van Wijk sprak een aantal keren langdurig met haar over haar doodswens. Al in het eerste consult benoemde ze die. Hij kwam tot de conclusie dat hij haar euthanasie wilde verlenen.

 Toen ik haar eind november interviewde zei ze dat het een hele toer was om daarna een psychiater te vinden die de second opinion wilde doen.

‘Daar heb ik ontzettend veel werk aan gehad. De psychiater die bij mijn eerste euthanasie vanwege ondraaglijk psychisch lijden de second opinion had verricht, bleek te zijn overleden. Toen heb ik het Expertisecentrum gebeld, ik dacht die kunnen me zo een rijtje psychiaters geven, maar dat viel dus tegen. Ik kreeg wel een aantal namen, maar die zeiden allemaal dat ze geen second opinion wilden geven. Ik kan me dat trouwens wel voorstellen, als je voortdurend die verzoeken krijgt. Je wil niet een soort dokter Dood worden. Mandy kwam zelf op het idee om Menno Oosterhoff te benaderen toen ze het boek Laat me gaan had gelezen, waarvan hij één van de auteurs is. Ik kende hem alleen van zijn columns in Medisch Contact, maar hij reageerde positief op ons verzoek en steunde daarna Mandy’s wens. Dus toen kon ik haar euthanasie geven. In het fort, hier vlakbij. Dat wilde ze eerst niet, ze was bang dat het te belastend zou zijn voor haar medebewoners, typisch Mandy trouwens, die bezorgdheid voor anderen. Ik heb er uitgebreid over gesproken met de begeleiders daar en die gingen akkoord. Toen koos ze er zelf ook voor.

Het gebeurde in haar kleine, smalle kamertje daar. Haar moeder en diens partner en haar zus waren erbij. Allemaal zielsgelukkig dat het eindelijk plaatsvond. Ze gunden het haar zo erg, ondanks hun eigen verdriet. Ik noem dat echte liefde. Dat je iemand kan laten gaan als het leven een vijand is geworden. Dat had ik een maand eerder ook bij Michel ervaren. Daar gebeurde het in zijn flat, waar hij zelfstandig woonde. Zijn moeder en z’n vriendin waren er bij, ook nog een broer en diens vrouw. Dat ik hem euthanasie verleende was heel bijzonder, want hij woonde in Schagen en hij was dus geen patiënt van mij. Toen ik met Menno in contact kwam over Mandy zei hij dat hij nog een patiënt kende met een afschuwelijk verhaal. Dat was Michel dus. Een man van veertig jaar die al verschillende keren een zelfmoordpoging had gedaan. En die ook al meer dan twee jaar in het traject voor euthanasie bij het Expertisecentrum zat. Elke dag was een hel voor hem en zijn naasten. Zijn behandelaars waren het erover eens dat ze niets meer voor hem konden doen, ook de huisarts. Maar die zag de suïcidepogingen als manipulatie. Daarom had zij er moeite mee hem te helpen. Ik heb meerdere gesprekken met hem en zijn moeder gehad en eigenlijk was het me al na één gesprek duidelijk dat er voor Michel geen andere optie meer was dan uit het leven te stappen. En Menno deed toen ook weer de second opinion.’

Toetsingscommissie

 Je moest toen, neem ik aan, de gang van zaken uitleggen aan de toetsingscommissie. Euthanasie geven aan iemand die niet je eigen patiënt is. Ik kan me voorstellen dat je dat wel een onrustig gevoel bezorgde. Heb je ooit persoonlijk contact gehad met iemand van de toetsingscommissie?

‘Nog nooit. Je maakt een verslag en dan krijg je in de regel binnen zes weken bericht. Nou, we zijn nu vier maanden verder, maar ik heb nog steeds niets gehoord. Dus ik weet nog niet of mijn handelen goedgekeurd wordt. Ze hebben me wel gevraagd of Menno echt onafhankelijk is, zoals de euthanasiewet eist. Daar heb ik uiteraard ja op geantwoord. Menno heeft zich ontzettend in het probleem verdiept en hij heeft in een boek duidelijk gemaakt dat hij voorstander is van euthanasie bij uitzichtloos psychisch lijden.’
‘Ook al omdat Mandy zelf contact met hem heeft opgenomen is het best een bijzondere case, maar ik maak me niet ongerust. Ik vind zelf dat ik goed en zorgvuldig heb gehandeld. Ik heb zelfs aangeboden er met ze over te praten. Zij worstelen denk ik ook met het probleem. Kom maar op, zou ik zeggen. Laten we het er met elkaar over hebben.’

Is de gang van zaken bij euthanasie wegens psychisch lijden erg verschillend van die bij lichamelijk lijden?

‘Ik ben 35 jaar huisarts en heb zesenvijftig keer euthanasie gedaan. Ik zie je kijken…Vind je dat veel? Ik denk dat het niet zo uitzonderlijk is, eerder gemiddeld, in elk geval voor huisartsen die geen principiële bezwaren hebben. In de eerste jaren waren het er wel veel minder dan nu, deels omdat het hier een katholieke praktijk was. Dat was een belangrijke tegenwerker. Ik had toen wel eens een probleem met mensen die geen euthanasie wilden ondanks zwaar lijden. Het was niet gemakkelijk om die toch een beetje een dragelijk leven te bezorgen. Ik heb een keer meegemaakt dat een man euthanasie wilde terwijl zijn vrouw zo streng in het geloof zat dat ze absoluut weigerde. Ik heb het toen niet gedaan. Nu zou ik het wel doen, al hecht ik veel aan de mening van nabestaanden. Het is belangrijk dat die in vrede verder kunnen leven. Ik zou nu dan ook meer dan toen proberen zo’n partner te overtuigen. In deze tijd is zo’n situatie overigens veel minder denkbaar. Misschien in de Biblebelt nog. Maar in de samenleving als geheel is de acceptatie sterk toegenomen, in elk geval bij lichamelijk lijden.’

‘Als iemand erg ziek is bespaar je die persoon een klein stukje leven met veel pijn en aftakeling. Dat is wel een wezenlijk verschil met mensen die potentieel nog een lang leven voor zich hebben. Aan de andere kant bezorgt lichamelijke aftakeling mensen ook psychisch lijden, soms is het verschil dus niet zo groot. Als mensen met uitzichtloos lichamelijk lijden om euthanasie vragen is dat in mijn ervaring niet vanwege pijn of benauwdheid, maar altijd vanwege ondraaglijke aftakeling, afhankelijkheid of ervaren mensonwaardigheid.  Dat zijn psychische redenen! En euthanasie wegens gestapelde problematiek wordt tegenwoordig ook meer en meer geaccepteerd, al is het nog wel een heet hangijzer. Klaar zijn met leven, als je je alleen nog maar verveelt of veel naasten hebt verloren. Ik heb dat één keer meegemaakt. Mijn eerste euthanasie wegens ondraaglijk psychisch lijden deed ik bij een vrouw van wie ik een groot deel van haar worsteling met het leven had meegemaakt, haar meerdere suïcidepogingen, de wanhoop van haar moeder dat haar dochter zo moest lijden. Dus toen de behandelaren geen opties meer hadden, was ik blij dat ik haar uit haar lijden kon verlossen.’

De eed van Hippocrates

‘Een ander verschil met euthanasie wegens lichamelijk lijden is de kwestie van de onbehandelbaarheid, het uitbehandeld zijn. Als het gaat om lichamelijke ziektes hoef je helemaal niet alle denkbare behandelingen te hebben ondergaan om euthanasie te krijgen. Dat is een merkwaardige discrepantie met psychisch lijden.  Dan wordt het opeens een stuk ingewikkelder. Dat is voor mij echt een punt. Psychiaters vinden het heel lastig om te zeggen dat er geen opties meer zijn. Voor een oncoloog komt er altijd een moment waarop hij moet zeggen: u bent uitbehandeld. Maar ook als er nog wel opties zijn, mag de patiënt die weigeren en om euthanasie vragen. Dat wordt dan wél geaccepteerd.’

Hoofdschuddend: ‘We hebben allemaal de eed van Hippocrates afgelegd. Die is natuurlijk in de loop van de jaren wel wat gewijzigd, maar er heeft nóóit in gestaan dat we steeds maar moeten blijven proberen om iemand te genezen of het leven te rekken. Er staat wel in dat we ons uiterste best moeten doen om lijden te verlichten. Dan is het bizar om zo ver te gaan met behandelen en zo weinig ver om mensen uit hun lijden te willen halen. Ik ben er wel blij mee dat mensen in toenemende mate zeggen, ik draag mijn lot, ik hoef die chemo niet meer.’
Met zijn wijsvinger op tafel tikkend: ‘Ook bij psychisch lijden moeten wij medici ons echt veel meer gaan afvragen of we al die middelen en therapieën maar moeten blijven aanbieden. Nog een verschil is dat het traject voor euthanasie wegens psychisch lijden langer is. De wet eist dat behalve de behandelaar één onafhankelijke andere arts over het verzoek moet oordelen. Dat is vrijwel altijd een SCEN-arts. Dat staat voor Steun en Consultatie bij Euthanasie Nederland. Bij psychisch lijden is daarvóór nog de second opinion van een onafhankelijk psychiater gewoonte geworden, ook bij het Expertisecentrum Euthanasie. Ik heb overigens nog nooit meegemaakt dat een SCEN-arts mijn aanvraag afwees.’

Wil dat zeggen dat je de lat hoog legt voor je je verzoek indient?

‘Ik denk het niet. Voor mij is het de patiënt die de lat hoog legt. Die bepaalt hoe erg het lijden is, daar ga ik niet over. Mensen vragen niet zomaar om een eind aan hun leven te maken, dat vereist veel moed en is iets om heel serieus te nemen. De laatste jaren komt het steeds vaker voor dat een SCEN-arts een vroegconsult komt doen. Dan is de euthanasiewens nog niet actueel, maar mensen hebben dan het prettige gevoel dat in principe aan alle voorwaarden is voldaan. Als er veel tijd verstrijkt voor het zover is, meer dan een week of vier, zes, moet deze arts nog een keer langskomen, dan maakt hij een tweede verslagje. Ik heb overigens wel verschillende ervaringen met SCEN-artsen. Er zijn er die zich achter allerlei formaliteiten verschuilen, met veel mitsen en maren. Dat is voor mij minder prettig, al zeggen ze na de patiënt gezien te hebben wel altijd dat het oké is.’

‘Ik heb bij Mandy meegemaakt dat de SCEN-arts die ik vroeg zich te weinig competent voelde. Die wilde graag dat ik een collega van hem vroeg. Tja, aan dat gebrek aan ervaring lijdt natuurlijk vrijwel iedereen als het gaat om euthanasie bij psychisch lijden. Het is een grote uitzondering. Dus bij mensen als Mandy en Michel moeten ze zich verlaten op mijn oordeel en dat van de tweede psychiater, de second opinion. Ze kunnen wél iets zeggen over de wilsbekwaamheid, over het lijden, want SCEN-artsen spreken de patiënt altijd.’

Was het voor jou persoonlijk, afgezien van de procedure, een andere ervaring met Michel en Mandy dan met de overige patiënten? Ik heb een paar congressen bijgewoond over euthanasie bij psychisch lijden, daar zeggen artsen dat ze echt moeten bijkomen als ze het gedaan hebben.

Voor het eerst aarzelend: ‘Anders? Ja en nee. Ja, want het ging om jonge, lichamelijk gezonde mensen, dat maakte het al anders. Nee, want ik vervulde een ultieme wens. En dat is het altijd bij euthanasie. Dus hoe mooi is het om die wens in vervulling te laten gaan… En ervan bijkomen… Nee. In die zin ben ik er misschien toch aan gewend geraakt euthanasie te plegen, al blijft het altijd een emotionele gebeurtenis.’

‘Ik ben sinds begin dit jaar met pensioen, maar ik werk nog twee dagen op de praktijk. Ik heb altijd ontzettend veel voldoening gehaald uit de dingen die ik in mijn spreekuur doe. Vroeger deed ik euthanasie altijd buiten werktijd om niet gestoord te kunnen worden. De laatste jaren heb ik gewoon tijd gemaakt in werktijd. Voor de patiënt is dat ook prettiger, want dan duurt die laatste dag minder lang. Ik laat van tevoren een ambulanceverplegende een infuusnaald zetten, sinds ik een verschrikkelijke euthanasie meemaakte bij iemand die zoveel chemo had gehad dat het me maar niet lukte om een bloedvat te vinden. Die man had ook nog eens een enorme prikfobie. Als ik nu bij een patiënt kom is die er helemaal klaar voor, dan is de euthanasie in vijf minuten gedaan. Dan moet de gemeentelijke lijkschouwer nog komen, ik praat nog wat na met de naasten, dus in principe kan ik na een uur, anderhalf uur weer verder met het spreekuur. Ik heb één keer meegemaakt dat de patiënt zelf een drankje nam. Dat is hulp bij zelfdoding, waarbij de regels verder hetzelfde zijn. Het duurt alleen langer, want zo’n drankje werkt niet meteen.’

 Strafbaarheid uit de wet?

 Ik heb op internet gelezen dat jouw vader ook huisarts was en eind jaren zeventig als één van de eersten een voorwaardelijke gevangenisstraf kreeg omdat hij euthanasie had gegeven. Toen was dat nog helemaal verboden. Nu hebben we de euthanasiewet en ben je alleen strafbaar als je die als behandelaar niet volgt. Vind je dat die strafbaarstelling er sowieso uit moet? Voor sommige psychiaters schijnt het risico op vervolging toch een reden te zijn niet aan euthanasie te beginnen, hoe klein het risico ook is.

Zichtbaar trots: ‘Mijn vader heeft echt een bijdrage geleverd aan de huidige regelgeving. De rechter was wel overtuigd van zijn goede bedoelingen, maar hij kreeg toch een strafblad, dat vond hij heel erg. De huidige regelgeving voldoet in mijn ogen goed. Ik heb geen uitgesproken mening over de strafbaarheid. Als euthanasie voorbehouden blijft aan dokters verwacht ik dat het zorgvuldig zal blijven gaan, dus dan zou strafbaarheid uit de wet kunnen. Vanwege de angst voor vervolging zou het goed zijn als er meer jurisprudentie komt. Bijvoorbeeld over euthanasie bij dementie. Daar heb ik overigens geen ervaring mee, al hebben zeker honderd mensen in mijn praktijk vastgelegd dat ze euthanasie willen als ze naar een verpleeghuis moeten. Als ze dat in de komende jaren nog een paar keer bevestigen heb je goede kans dat ik de SCEN-arts ervan kan overtuigen als die situatie zich werkelijk voordoet. Dementie wordt alleen vaak te laat ontdekt, mensen kunnen in het begin heel goed een façade overeind houden en partners helpen daarbij vaak mee.’

‘Je moet in die verklaring eigenlijk een moment noemen waar geen twijfel over kan bestaan. Je kinderen niet meer herkennen is niet zo’n moment, want daar is geen afgetekend ogenblik voor, zo van daarnet kende hij ze nog wel en nu opeens voorgoed niet meer. Noodzakelijke opname in een verpleeghuis is wel zo’n keerpunt. Dat kan overigens wel een hypotheek op de verzorgende partner leggen, want als die het niet meer met je volhoudt komt de verantwoordelijkheid voor euthanasie daar te liggen.’

‘Bij psychisch lijden kunnen de naasten goed duidelijk maken hoe erg het is. Dat ze, hoe moeilijk ze het ook vinden, het de patiënt gunnen. Ik geloof dat dat niet anders is bij dementie, ik ben niet zo bang voor valse motieven, bijvoorbeeld rond erfenissen zoals wel verondersteld wordt. Ik vind dat je de wens die iemand vastlegde toen die wilsbekwaam was moet eerbiedigen, zelfs als die persoon heel vrolijk dement is, wat ook voorkomt.’

Heb jij een mening over de opvatting van de Coöperatie Laatste Wil dat je zonder tussenkomst van derden een eind aan je leven moeten kunnen maken met een legaal verkrijgbaar en veilig middel?

‘Dat is een lastige materie. Een impulsieve daad tijdens een depressieve periode valt dan niet uit te sluiten. Die volstrekte autonomie zou ook niet meer hoeven als er vrijer gedacht wordt over euthanasie bij psychisch lijden, als meer psychiaters er in principe open voor zouden staan. Voor de patiënt is het geruststellend als een onafhankelijk iemand heeft gezegd, ik snap het, het is wel goed. Ook voor de verwerking van de nabestaanden is het fijn, voor hen moet je ook zorg hebben.’

Het belang van invoelbaarheid

 Heb jij wel eens een patiënt geweigerd die om euthanasie vroeg?

Zorgvuldig formulerend: ‘Lang geleden heb ik van iemand gedacht dat het van hem geen echte euthanasievraag was. Achteraf denk ik dat het mij aan sympathie voor die man ontbrak. Ik heb toen een collega gevraagd het te doen, zoals de Maatschappij voor Geneeskunde voorschrijft. Mijn collega toonde wél begrip voor de doodswens, dus misschien heb ik toen gefaald. We zijn toen allebei gered omdat die man uit zichzelf dood ging. Het is wel een ervaring om over na te denken, want kennelijk is sympathie belangrijk om euthanasie uit te kunnen voeren.’

Hardop denkend: ‘Misschien is het beter om het woord invoelbaar te gebruiken. Daar ligt een behoorlijke crux. Naasten en dokters vinden het meer invoelbaar als je lichamelijk uitgemergeld bent en toch binnenkort dood gaat en je niet verder wil aftakelen. Bij psychisch lijden kunnen naasten en dokters zich toch vaak niet helemaal bevrijden van het gevoel dat het anders zou moeten kunnen, jij met al je talenten en wat je verder allemaal hebt, jij moet toch een gelukkig leven kunnen hebben. En als het gaat om al of niet uitbehandeld zijn is het ook lastig, want je kent misschien voorbeelden van iemand bij wie de depressie voorbij ging, of iemand die uiteindelijk van euthanasie afzag.’

Sprekend over uitbehandeld zijn toont Van Wijk zich een fel aanhanger van de ‘familieopstelling’, een alternatieve vorm van psychotherapie waarbij een deelnemer in een kleine groep van zo’n vijftien mensen een vraagstuk inbrengt waar hij of zij helderheid over wil krijgen. Voor de hoofdrolspelers in dat vraagstuk, vaak familieleden van degene die het inbrengt, worden andere deelnemers uitgekozen als representant. De vragende deelnemer geeft hun een plaats in de ruimte ten opzichte van de andere deelnemers. Hun positie ten opzichte van elkaar en de sensaties die deze representanten beleven zijn kenmerkend voor de situatie waaruit de vraag of het probleem van de inbrenger is ontstaan. Met die informatie kan de begeleider van de opstelling aan de slag.’

Enthousiast legt hij uit: ‘Het is een uitvloeisel van een theorie die Systemisch Werk heet en die ervan uitgaat dat de eerste drie jaar van je leven in het gezin, het systeem waarin je opgroeit, heel bepalend zijn voor de ontwikkeling van je onbewuste. Mijn vrouw Els organiseert twee keer per maand een sessie en ik ben er altijd bij. Ze laat de representanten zelf een plaats in het lokaal zoeken, dat doen ze intuïtief. Wetenschappelijk valt het niet aan te tonen, maar ik heb nog nooit meegemaakt dat de vragende deelnemer zich niet herkent in wat de representanten ervoeren. En die ervaren áltijd iets. Mijn ervaring met opstellingen is dat ze de aanvrager een belangrijke stap in hun persoonlijke proces laten maken.  Ik heb me wel eens afgevraagd of het voor Mandy iets opgeleverd zou kunnen hebben vooral wat betreft de problemen die ze met haar vader had.’

Met een grijnsje: ‘Je ziet ik ben ook niet helemaal vrij van het redderssyndroom, zoals Mandy het noemde. Maar ik zeg er meteen bij dat ik nog nooit een opstelling heb gehad met chronisch depressieve mensen en bij Mandy was de situatie natuurlijk al heel ver. En wie ben ik dan om de lopende trein weer tot stilstand te brengen…’

Hoe kijk je tegen je eigen dood aan? Heb je een euthanasieverklaring?

Ietwat schuldbewust: ‘Ik heb nog geen euthanasieverklaring. Ik ben typisch zo iemand die denkt dat hem niks overkomt. Maar ik ga zeker om euthanasie vragen als ik het leven niet meer de moeite waard vind. Dat laat ik patiënten ook opschrijven. Zo’n verklaring vind ik verder alleen maar nuttig voor situaties waarin je je wensen niet meer zelf kunt aangeven. Concreet zijn dat er drie. Bij een hartstilstand, wil ik wel of niet gereanimeerd worden. Als je in coma ligt, wanneer wil je niet langer behandeld worden, zodat je overlijdt. En niet meer toerekeningsvatbaar zijn, zoals bij dementie. En wanneer zou je dan euthanasie willen? Als een verpleeghuis noodzakelijk wordt? Nu we het er over hebben, bedenk ik dat ik toch maar eens een verklaring ga opstellen en die met mijn vrouw en kinderen ga bespreken.’
‘Met een glimlach als ik vraag of hij zijn eigen drankje kan voorschrijven: ‘Nee, dat mag niet. Dan zou ik dan namens een patiënt moeten doen en dan ben ik strafbaar. Maar ja, dan ben ik dus al dood.’

Ernstig: ‘Ik hoop wel dat je snapt dat dit allemaal voor mij geldt. Ik vertegenwoordig niet de mainstream. Maar ik wil wel graag dat wat ik zeg andere mensen aan het denken zet.’

Onno Bosma

(Het interview is afgenomen 10 maart 2024. De geïnterviewde is akkoord gegaan met de tekst en plaatsing op de website van het Expertisecentrum Euthanasie bij Psychische aandoeningen KEA en mijn website.Twee weken na het interview berichtte Van Wijk me dat de euthanasie van Mandy door de toetsingcommissie is goedgekeurd en dat hij in april uitsluitsel verwachtte over die van Michel. De huisarts in de commissie had hem gebeld en hem uitgebreid gecomplimenteerd voor de manier waarop hij het had gedaan en ook omdat ze vanuit haar eigen functie oprecht geïnteresseerd was.
Als het oordeel van de toetsingscommissie over de euthanasie van Michel bekend is wordt het bij dit interview gemeld.)